Het beroepsgeheim doorbreken in het kader van de hulpverleningsplicht (art. 422bis van het Strafwetboek)
De hulpverleningsplicht is verankerd in artikel 422bis van het Strafwetboek (SW). Het omvat dat u hulp moet bieden aan mensen die in een feitelijke toestand van groot gevaar verkeren indien:
- u zich bewust bent van het gevaar;
- én u kunt helpen zonder ernstig gevaar voor uzelf of anderen.
De hulpverleningsplicht is van toepassing op elke burger en geldt dus niet alleen voor personen die gebonden zijn aan het beroepsgeheim. U moet er dus mee rekening houden, zowel in uw rol als psycholoog als in uw hoedanigheid als burger binnen onze maatschappij. Bent u bijvoorbeeld getuige van een aanrijding? Dan mag u niet zomaar doorwandelen maar moet u het nodige doen om de gewonde personen te helpen. Ook binnen uw praktijk kunt u echter te maken krijgen met dreigende gevaarsituaties. Denk maar aan een acuut suïcidegevaar.
Vraagt u zich af of u in uw situatie het beroepsgeheim kunt doorbreken? Sta dan steeds stil bij de volgende vragen. Deze kunnen u helpen om uw denkproces vorm te geven en een beslissing te nemen.
Houd bij overleg met derden steeds het beroepsgeheim in het achterhoofd. Bespreek de casus zonder de identiteit van de betrokkene bekend te maken, zowel expliciet als via informatie waaruit de identiteit indirect kan worden afgeleid. De situatie is uiteraard anders indien u zich op een van de uitzonderingen op het beroepsgeheim kunt beroepen. |
Inhoud
We geven een antwoord op de volgende vragen:
- Wat riskeert u wanneer u uw hulpverleningsplicht niet nakomt?
- Wanneer is er sprake van een hulpverleningsplicht?
- Hoe moet u hulp bieden wanneer er sprake is van een hulpverleningsplicht?
- Bestaan er situaties waarin u, volgend op uw hulpverleningsplicht, het beroepsgeheim moet doorbreken?
Vervolgens gaan we in op de volgende bijkomende verdiepingen:
- Hoe beoordeelt de rechter of een gevaar ernstig genoeg was om van een hulpverleningsplicht te kunnen spreken?
- Wat als meerdere personen in gevaar zijn?
- Kunt u veroordeeld worden voor schuldig verzuim wanneer u door uw eigen fout niet op de hoogte was van het gevaar?
Om de belangrijkste principes verder te verduidelijken, geven we in de bijlage nog enkele concrete voorbeelden uit de rechtspraak die specifiek over de hulpverleningsplicht gaan. Let wel, tot nog toe bestaat er nauwelijks rechtspraak over de hulpverleningsplicht die betrekking heeft op psychologen. U zal daarom merken dat de beschreven casussen handelen over situaties waarin bijvoorbeeld artsen of verpleegkundigen betrokken waren. Niettemin kunnen deze uitspraken u helpen om deze abstracte regels beter te begrijpen en toe te passen.
Wat riskeert u wanneer u uw hulpverleningsplicht niet nakomt?
Wanneer u uw hulpverleningsplicht niet nakomt, kan een rechtbank u veroordelen voor schuldig verzuim. Dit is een strafrechtelijke overtreding die zowel tot een geldboete als tot een gevangenisstraf kan leiden. Er is zelfs een strafverzwaring mogelijk indien de persoon in gevaar minderjarig of kwetsbaar is.
Om van schuldig verzuim te spreken, moet er wel sprake zijn van een intentioneel element: u bent strafbaar omdat u bewust geen hulp biedt in een situatie waarin dit noodzakelijk is. Het is daarentegen niet nodig dat een welbepaald motief meespeelt zoals de intentie om iemand schade toe te brengen.
Voor een illustratie, zie:
- het arrest van 23 oktober 1963 van het hof van beroep van Brussel
- het arrest van 28 maart 1972 van het Hof van Cassatie
Wanneer is er sprake van een hulpverleningsplicht?
U bent verplicht om hulp te bieden wanneer de verschillende voorwaarden in artikel 422bis SW van toepassing zijn. Deze voorwaarden zijn cumulatief (ze moeten allemaal opgaan) en hebben betrekking op:
- het soort gevaar waarvoor de hulpverleningsplicht geldt;
- de persoon waarop de hulpverleningsplicht van toepassing is;
- de omstandigheden van de situatie.
Hieronder overlopen we de verschillende voorwaarden en geven we bijkomende uitleg. Kunt u al deze voorwaarden afvinken. Dan is artikel 422bis SW van toepassing en bent u verplicht om hulp te verlenen.
1. Een levende persoon is in gevaar
U bent verplicht om te helpen wanneer een levende persoon in een gevaarsituatie verkeert.
De hulpverleningsplicht gaat ook op voor stervenden, zelfs al is de hoop om hen te behoeden voor het gevaar uiterst klein of zelfs onbestaande. De hulpverleningsplicht geldt ook voor cliënten die een palliatief statuut dragen, toch zeker als het gevaar niets te maken heeft met de diagnose of toestand waarvoor de persoon een palliatief statuut heeft gekregen. Voor een illustratie, zie het arrest van 29 mei 2009 van het Hof van Cassatie.
U hebt echter geen hulpverleningsplicht ten aanzien van slachtoffers die reeds overleden zijn. De hulpverleningsplicht geldt bovendien niet ten opzichte van dieren of objecten.
In verschillende gerechtelijke uitspraken werd de hulpverleningsplicht ook van toepassing verklaard op kinderen die bijna ter wereld zouden komen. Voor een illustratie, zie het arrest van 25 juni 1986 van het hof van beroep van Luik.
2. Er is sprake van een doodsgevaar of van een ernstig gevaar voor de integriteit van een persoon
Artikel 422bis SW definieert niet op welk ‘soort’ gevaar de hulpverleningsplicht van toepassing is. De rechtspraak gaat er over het algemeen van uit dat het gevaar:
- een dodelijk karakter moet hebben;
- OF de integriteit van de persoon ernstig dreigt aan te tasten (denk bijvoorbeeld aan de seksuele integriteit bij aanranding of verkrachting).
Een aantasting van de integriteit van een persoon: zowel de fysieke als psychische integriteit?
Op deze vraag kunnen we spijtig genoeg geen concreet antwoord geven. Artikel 422bis SW zelf gaat hier niet op in, maar ook de rechtspraak is niet eensgezind over het feit of de aantasting van de psychische integriteit een ‘ernstig gevaar’ vormt in de zin van artikel 422bis SW.
Zo definieert het Gentse Hof van Beroep gevaar als een situatie waarin “een individu in zijn persoonlijke integriteit, zijn vrijheid of zijn eerbaarheid dreigt aangetast te worden zonder dat doodsgevaar vereist wordt”[1]. Het Hof voegt daaraan toe dat het gevaar een aantasting van de fysieke integriteit moet omvatten en zich dus niet uitstrekt tot de psychische sfeer.
Dit standpunt wordt echter niet unaniem gedeeld. Het hof van beroep van Luik oordeelt bijvoorbeeld dat het gevaar uit artikel 422bis SW zowel betrekking kan hebben op de fysieke gezondheid als op de mentale gezondheid[2]. De correctionele rechtbank van Antwerpen deelt deze mening[3].
Gezien de standpunten hierover uiteenlopen, is het belangrijk om de ernst van een louter psychisch gevaar met een kritischer oog in te schatten[4]. Zo is een eenvoudige stresssituatie in elk geval geen gevaar in de zin van artikel 422bis SW[5].
Zowel de wetgeving, de rechtspraak, de rechtsleer als de deontologische code kunnen dus spijtig genoeg niet bevestigen of een gevaar voor de psychische gezondheid doorslaggevend is om van een hulpverleningsplicht te spreken. Uiteraard kan een aantasting van de psychische gezondheid wel repercussies hebben op fysiek vlak. Denk bijvoorbeeld aan de situatie waarin iemand zwaar depressief is en met een reëel risico zelfmoord dreigt te plegen. Dat deze gevallen onder de hulpverleningsplicht kunnen vallen, daarover bestaat uiteraard geen discussie.
Voor een illustratie, zie het arrest van 25 juni 1986 van het hof van beroep van Luik.
3. U hebt kennis van het gevaar OF u wordt als psycholoog (binnen redelijke grenzen) verondersteld om ervan op de hoogte te zijn
Om van een hulpverleningsplicht te spreken, moet u in eerste instantie op de hoogte zijn van het gevaar. Het kan echter ook voorvallen dat u, in uw hoedanigheid van psycholoog, verondersteld wordt van het gevaar op de hoogte te zijn.
U zal dus geen veroordeling krijgen voor schuldig verzuim als u niet wist dat er een gevaarsituatie was en wanneer de rechter niet kon veronderstellen dat u ervan op de hoogte had moeten zijn.
Voor een illustratie, zie het vonnis van 13 november 1967 van de correctionele rechtbank van Nijvel.
U had binnen redelijke grenzen op de hoogte moeten zijn: wat betekent dit?
In sommige omstandigheden volgt uit uw specifieke (professionele) competenties dat u op de hoogte had moeten zijn van een zeker gevaar. Zo kan een psycholoog suïcidegevaar doorgaans op een meer accurate manier opmerken in vergelijking met een persoon zonder hulpverlenende achtergrond. Een psycholoog zal normaal gezien ook op een meer adequate manier kunnen reageren.
Een rechter kan dus zeker en vast rekening houden met de opleiding en de ervaring van een psycholoog wanneer hij moet beslissen of er sprake is van schuldig verzuim.
Wat indien u het gevaar niet zelf hebt kunnen vaststellen?
De manier waarop u kennis neemt van het gevaar maakt geen verschil. De hulpverleningsplicht gaat zowel op als:
- u het gevaar persoonlijk vaststelt;
- u er onrechtstreeks van op de hoogte wordt gebracht.
Deze laatste situatie is bijvoorbeeld van toepassing indien u via telefoon wordt ingelicht door de persoon in gevaar of door een derde. Echter, deden de omstandigheden u twijfelen aan de ernst van de melding of aan de effectieve aanwezigheid van risico’s én helpt u daarom niet? Dan is er in principe niet sprake van schuldig verzuim en zal u daarvoor ook niet worden veroordeeld.[6]
4. Het gevaar is reëel en actueel
Het gevaar moet een reëel karakter hebben. De hulpverleningsplicht is dus niet van toepassing wanneer het gevaar slechts mogelijk, hypothetisch of denkbeeldig is[7]. Het gevaar moet actueel of dreigend zijn, wat betekent dat u nu iets moet doen om het gevaar te stoppen. De hulpverleningsplicht is dus niet van toepassing op gevaren die zich mogelijk in de toekomst afspelen.
Voor een illustratie, zie het arrest van 1 februari 2012 van het Hof van Cassatie.
Is de oorsprong van het gevaar belangrijk?
De oorsprong van het gevaar maakt op juridisch vlak geen verschil. De hulpverleningsplicht kan dus ook van toepassing zijn indien het gevaar voortkomt uit:
- een onvoorzichtigheid van het slachtoffer;
- een overtreding, gepleegd door de persoon in gevaar;
- een suïcidepoging.
Voor een illustratie, zie het arrest van 1 februari 1973 van het hof van beroep van Gent.
5. U kunt helpen zonder ernstig gevaar voor uzelf of anderen
De hulpverleningsplicht is alleen van toepassing indien uw tussenkomst geen ‘ernstig gevaar’ betekent voor uzelf of voor iemand anders. Maar wat betekent ‘ernstig gevaar’? Dat wordt spijtig genoeg niet duidelijk gedefinieerd. Het gebruik van het woord ‘ernstig’ lijkt anderzijds wel aan te geven dat de ernst van het gevaar voor uzelf minder zwaar mag zijn dan de ernst van het gevaar dat u wil voorkomen.
Wanneer deze zaak ooit voor een rechter komt, zal u wel moeten kunnen bewijzen waarom hulp bieden een gevaar inhield voor uzelf of voor iemand anders. [8]
Hoe moet u hulp bieden wanneer er sprake is van een hulpverleningsplicht?
In het geval dat de hulpverleningsplicht op u van toepassing is, moet u de hulp bieden die u het meest aangewezen lijkt[9], door:
- zelf tussen te komen;
- OF de hulp van een derde in te schakelen.
Wanneer moet u de hulp van een derde inschakelen?
Dit doet u wanneer u zelf geen passende hulp kan bieden. Wie deze derde is, hangt uiteraard af van de specifieke situatie. In sommige omstandigheden is het misschien aangewezen om een familielid in te schakelen. In andere situaties doet u best beroep op een zorgverlener die de cliënt ook opvolgt of op de gerechtelijke instanties. In een bepaalde rechtszaak werd bijvoorbeeld geoordeeld dat een arts-stagiair de internist van wacht had moeten oproepen gezien de ernst van het ziektebeeld van de patiënt en zijn eigen ontoereikende vakbekwaamheid. Voor een illustratie, zie het arrest van 25 oktober 1996 van het hof van beroep van Bergen.
Indien u beslist om hulp in te schakelen van een derde, moet u wel nog controleren of uw oproep feitelijk tot hulp leidt[10]. Uw verantwoordelijkheid stopt dus niet nadat u een derde van het gevaar op de hoogte hebt gebracht.
Wat als de hulp die u bood achteraf bekeken niet effectief blijkt?
De hulpverleningsplicht is een middelenverbintenis en geen resultaatsverbintenis. U moet al het mogelijke doen om op een gepaste manier hulp te bieden. Er wordt daarbij een redelijke inspanning van u verwacht. Zo is een veroordeling mogelijk indien u geen effectieve hulp bood terwijl u daartoe wel de mogelijkheid had. De rechter houdt in deze beoordeling rekening met wat van een zorgvuldig handelend psycholoog onder dezelfde omstandigheden kan worden verwacht[11].
Voor een illustratie, zie:
- het arrest van 5 oktober 1990 van het hof van beroep van Antwerpen
- het arrest van 7 november 2012 van het Hof van Cassatie
Dacht u op het moment zelf op een goede manier hulp te bieden maar blijkt na afloop dat uw interventies onvoldoende of niet gepast waren? Dan is er in principe niet sprake van schuldig verzuim[12].
Voor een illustratie, zie het arrest van 14 juni 2017 van het Hof van Cassatie.
Bestaan er situaties waarin u, volgend op uw hulpverleningsplicht, het beroepsgeheim moet doorbreken?
De hulpverleningsplicht stelt niet dat u, van zodra er sprake is van een feitelijke toestand van groot gevaar, het beroepsgeheim moet doorbreken[13]. Een oplossing binnen de relatie met uw cliënt of met de cliënt bekijken of hij zelf aangifte kan doen, krijgt steeds de voorkeur[14]. Er is per definitie dan ook niet sprake van een spreekplicht of meldingsplicht.
Echter, het kan in zeer uitzonderlijke situaties voorvallen dat het beroepsgeheim doorbreken de enige manier is om een feitelijke toestand van groot gevaar stoppen[15]. In die gevallen zal u het beroepsgeheim wel moeten doorbreken om u niet schuldig te maken aan het misdrijf schuldig verzuim. Het beroepsgeheim heeft immers niet de functie om u aan alle verantwoordelijkheid te onttrekken en op die manier iemand in gevaar aan zijn lot over te laten. In dit geval zou u het beroepsgeheim immers van zijn doel afwenden, wat ook de bescherming van de cliënt omvat. In zeer uitzonderlijke situaties kan uw hulpverleningsplicht er dus toch toe leiden dat u het beroepsgeheim moet doorbreken[16].
Omgekeerd geldt echter ook dat u niet te gemakkelijk uw spreekrecht mag gebruiken om zo het beroepsgeheim te doorbreken. De hulpverlenersplicht veronderstelt immers ook dat u eerst samen met de cliënt bekijkt wat u kunt doen om het gevaar te stoppen. In artikel 422bis SW gaat het immers om het bieden van hulp die het meest aangewezen is. In sommige gevallen zet een melding bij de gerechtelijke instanties de vertrouwensrelatie in die mate onder druk dat het risico nog verder vergroot[17].
Het beroepsgeheim blijft een belangrijk principe en een doorbreking vermijdt u best zoveel als mogelijk. Een melding blijft uw laatste redmiddel (“ultimum remedium”[18]). In die zin kan een overhaaste melding bij de procureur net een schending inhouden van zowel artikel 458bis SW als art. 422bis SW.
Verdieping
Hoe beoordeelt de rechter of een gevaar ernstig genoeg was om van een hulpverleningsplicht te kunnen spreken? Een verduidelijking bij voorwaarde 2
Om de ernst van het gevaar in te schatten, verplaatst de rechter zich naar het moment waarop u hierover moest oordelen. De rechter houdt dus geen rekening met elementen die later opduiken en achteraf het gevaar zouden kunnen relativeren. In dit kader stelt het hof van beroep van Luik in een arrest van 21 mei 2007 duidelijk dat een rechter niet mag toegeven aan de verleiding om de feiten a posteriori te evalueren, op basis van informatie die niet beschikbaar was op het moment dat de persoon in kwestie deze moeilijke beslissing moest nemen. Hij moet zich daarentegen verplaatsen naar de tijd en de plaats waarop de beslissing om al dan niet te helpen werd genomen.
Het gevaar moet anderzijds een ‘reëel’ karakter hebben. Neem bijvoorbeeld de situatie waarin u geen hulp biedt aan iemand waarvan u aanneemt dat hij in gevaar is, terwijl er helemaal geen gevaarsituatie is. In een dergelijk geval kan er geen sprake zijn van schuldig verzuim omdat het gevaar gewoonweg niet bestaat.
Wat als u meerdere personen in gevaar zijn? Een verduidelijking bij voorwaarde 2
Wanneer een rechter moet beoordelen of er sprake is van schuldig verzuim, houdt hij rekening met de specifieke omstandigheden. Zo kan het niet bieden van hulp gerechtvaardigd zijn wanneer u voorrang moet geven aan andere personen (bijvoorbeeld andere cliënten) die dringender hulp vereisen of blootgesteld zijn aan een ernstiger gevaar.
Kunt u veroordeeld worden voor schuldig verzuim wanneer u door uw eigen fout niet op de hoogte was van het gevaar? Een verduidelijking bij voorwaarde 3
Deze situatie kan bijvoorbeeld voorkomen wanneer een hulpverlener een verkeerde diagnose stelt, daardoor de gevaarsituatie niet goed inschat en een behandeling inzet die niet gepast is. In zo’n geval is er in principe niet sprake van een schending van artikel 422bis SW. De hulpverlener neemt immers niet moedwillig de beslissing om niet te helpen.
Voor een illustratie, zie het vonnis van 19 december 1994 van de rechtbank van Brugge.
Dit uitgangspunt moet wel wat worden genuanceerd. Zo werd een arts die niet de moeite deed om meer informatie te verzamelen en daardoor de situatie niet correct inschatte, wel veroordeeld voor schuldig verzuim. Het is dus uiteraard wel belangrijk dat u steeds voldoende moeite doet om het gevaar juist in te schatten.
Voor een illustratie zie:
- het arrest van 14 mei 1974 van het hof van beroep van Brussel
- het arrest van 1 februari 2012 van het Hof van Cassatie
Bijlage - rechtspraak in de kijker
Hieronder vindt u een aantal voorbeelden uit de rechtspraak als illustratie bij voorwaarden die we hierboven omschrijven.
Houd ermee rekening dat onderstaande casussen samenvattingen zijn van echte vonnissen. We begrijpen dat het om juridisch taalgebruik gaat en ze niet altijd even makkelijk zijn om te volgen. De originele vonnissen bevatten bovendien niet altijd alle nodige informatie om de casus goed te begrijpen, waardoor we ze niet altijd specifieker kunnen omschrijven. Niettemin hopen we met deze concrete en waargebeurde voorbeelden de voorwaarden die artikel 422bis SW omkaderen wat tastbaarder te maken. De voorwaarden zijn immers abstract en het is niet altijd duidelijk hoe ze zich naar de praktijk vertalen. We geven ze daarom mee in de hoop dat het u een beeld kan geven van de manier waarop rechters ze toepassen in rechtszaken rond het doorbreken van het beroepsgeheim. |
Arrest van 23 oktober 1963 van het hof van beroep van Brussel
Om van schuldig verzuim te spreken, moet er sprake zijn van een intentioneel element: u beslist bewust om niet te helpen terwijl dit noodzakelijk is. |
De feiten. De gezondheidstoestand van een kind van zes maanden gaat onverwacht en snel achteruit. De behandelende geneesheer is niet thuis en niet bereikbaar. De ouders contacteren daarop achtereenvolgens vier verschillende artsen. Deze weigeren allemaal om tussen te komen en halen hiervoor de volgende redenen aan:
- te ver;
- te hoge kost;
- afwezig (wat achteraf een valse verklaring bleek);
- niet van wacht.
De ouders nemen daarna voor een tweede keer contact op de eerste van deze vier artsen, die zich uiteindelijk toch naar het zieke kind begeeft. Het kind overlijdt echter kort voor zijn aankomst. Deze kwestie leidde uiteindelijk tot een rechtszaak, die ook tot bij het Hof van Beroep kwam. Dit hof spreekt zich uit over de vierde arts, die niet wou tussenkomen omdat hij niet van wacht was.
De beslissing van het hof van beroep. Het hof van beroep bevestigt dat deze arts schuldig verzuim pleegde door niet te reageren op de oproep van de ouders. Dat de arts niet van wacht is, is voor het hof geen geldige reden om niet te helpen.
Vonnis van 13 november 1967 van de correctionele rechtbank van Nijvel
Geen hulp bieden terwijl u weet dat er sprake is van een gevaarsituatie kan leiden tot een veroordeling voor schuldig verzuim. |
De feiten. Een politieagent hoort, vanop de straat, een vrouw in een café verschillende keren schreeuwen. Zijn echtgenote was bij hem en geeft expliciet aan dat ze een vrouw ‘help’ hoort roepen. De politieagent is er bovendien van op de hoogte dat de uitbaatster² en haar echtgenoot niet overeenkomen. Zo had de echtgenoot onlangs het raam gebroken om, tegen de wil van zijn vrouw, de echtelijke woning binnen te geraken. Volgend op deze feiten werd hem zelfs een contactverbod opgelegd. Desondanks komt de politieagent niet tussen.
De beslissing van de rechtbank. De politieagent wordt veroordeeld voor schuldig verzuim omdat hij geen bijstand had verleend aan een persoon in gevaar. Volgens de rechtbank had de politieagent er niet aan kunnen twijfelen dat het slachtoffer feitelijk in ernstig gevaar verkeerde.
Arrest van 28 maart 1972 van het Hof van Cassatie, met betrekking tot het Arrest van 18 oktober 1971 van het hof van beroep van Gent
Om van schuldig verzuim te spreken, moet er sprake zijn van een intentioneel element: u beslist bewust om niet te helpen terwijl dit noodzakelijk is. |
De feiten. Een medewerker van de hulpdiensten vraagt hulp aan de chirurg van een lokaal ziekenhuis. De chirurg weigert echter om tussen te komen. Als verantwoordelijke chirurg moet hij immers permanent aanwezig zijn in het ziekenhuis, om zo:
- mensen die ernstig gewond zijn meteen te kunnen verzorgen;
- de juiste zorgen toe te dienen wanneer postoperatieve complicaties optreden bij reeds behandelde patiënten.
Het hof van beroep van Gent veroordeelt de chirurg niettemin voor schuldig verzuim ten aanzien van een persoon in gevaar. Tegen dit arrest wordt cassatieberoep aangetekend.
Beslissing van het hof van cassatie. Het Hof van Cassatie verwerpt het cassatieberoep ingesteld tegen het arrest van het hof van beroep van Gent. Volgens het Hof van Cassatie haalde de arts geen enkele legitieme professionele reden aan om niet te reageren op de oproep van de hulpdiensten.
Arrest van 1 juni 1973 van het hof van beroep van Gent
Hoe een gevaarsituatie ontstaat, is niet belangrijk in de beoordeling van schuldig verzuim. Ook als het slachtoffer de gevaarsituatie zelf heeft gecreëerd (vb. door een zelfmoordpoging), kan er sprake zijn van een hulpverleningsplicht. |
De feiten. Iemand ziet één van zijn naasten een ladder tegen een boom plaatsen in de tuin en een touw vastmaken aan een tak, terwijl deze persoon al de intentie had geuit om zelfmoord te plegen. Hij gaat naar binnen en vertelt wat hij heeft gezien aan de rest van het gezelschap dat daar aanwezig is. Eén van hen antwoord( dat het niet de eerste keer is dat het slachtoffer doet alsof hij zelfmoord zal plegen.
Een kwartier later keert hij terug naar de tuin en stelt vast dat het slachtoffer zich effectief heeft verhangen, maar wel nog geluid maakt. In plaats van het bijvoorbeeld het touw door te snijden en zo het slachtoffer te redden, keert hij echter terug naar binnen om de anderen te vertellen wat er is gebeurd en hen ervan te overtuigen dat de andere effectief zelfmoord probeert te plegen (de anderen geloofden hem immers niet). Enkele minuten later gaan ze samen naar de tuin en stellen vast dat het slachtoffer overleden is.
De betrokken personen worden vervolgd voor schuldig verzuim.
Beslissing van het hof van beroep. De persoon die de zelfmoord had zien gebeuren, wordt schuldig bevonden aan het niet bieden van hulp aan een persoon in gevaar. Dat het gevaar het gevolg is van een zelfmoordpoging, is volgens het hof geen legitieme reden om niet te helpen. De twee andere personen worden vrijgesproken. Het hof van beroep meent dat het gedrag van diegene die het had zien gebeuren, de indruk kon hebben gewekt dat het om een misplaatste grap ging of dat het uiteindelijke slachtoffer komedie speelde.
Arrest van 14 mei 1974 van het hof van beroep van Brussel
Het is mogelijk dat u een bepaalde situatie verkeerd inschat en dat u daardoor niet doorhebt dat er sprake is van een gevaarsituatie. Niet helpen kan dan niet beschouwd worden als schuldig verzuim. Schuldig verzuim is immers een intentioneel misdrijf: u beslist bewust om niet te helpen.
|
De feiten. Om 6 uur ‘s ochtends staan ouders met hun ziek kind aan het huis van de dokter van wacht. De dokter doet echter niet open. Wanneer de ouders terug thuis zijn, bellen ze hem op. De arts neemt op, maar vraagt alleen of het kind koorts maakt of braakt. Hij meent dat de ouders panikeren zonder dat daar een reden toe is, maar belooft om in de namiddag bij hen langs te komen. Het kind overlijdt uiteindelijk aan zijn ziekte.
De arts wordt vervolgd voor verschillende misdrijven, waaronder ook schuldig verzuim.
De beslissing van het hof van beroep. Het hof van beroep veroordeelt de arts voor schuldig verzuim. Een arts die om 6 uur ’s 'ochtends wordt geconsulteerd voor een ziek kind mag zonder bijkomende onderzoeken niet zomaar veronderstellen dat de ouders zich onnodig zorgen maken. De ouders hadden duidelijk de ernst kenbaar gemaakt. De arts kan daarom niet stellen dat hij niet op de hoogte was van het gevaar. Integendeel, hij had het kind zo snel als mogelijk zelf moeten onderzoeken om elke eventuele twijfel op te heffen.
Arrest van 25 juni 1986 van het hof van beroep van luik
Ook gevaar voor de psychische integriteit voor een persoon wordt door sommige rechters in rekening gebracht om te bepalen of er sprake is van schuldig verzuim. |
De feiten. Een vrouw is zwanger van een tweeling. De behandelende arts stelt een vertraagd hartritme vast bij de ongeboren kinderen. Ondanks het feit dat de ongeboren tweeling in gevaar is, komen de arts en de betrokken verpleegster te laat tussen. Uiteindelijk wordt een bevalling met keizersnede ingeleid. Eén van de kinderen komt dood ter wereld. Het andere kind blijkt eveneens niet levensvatbaar en overlijdt de volgende dag. Tegen de arts en de verpleegster wordt een rechtszaak opgestart wegens schuldig verzuim, zowel ten aanzien van de zwangere vrouw als van de ongeboren tweeling.
Beslissing van het hof van beroep. Omdat de arts geen hulp had geboden aan de zwangere vrouw veroordeelt het hof van beroep hem voor schuldig verzuim in de zin van artikel 422bis SW. Het enige gevaar waar het hof van beroep op dit niveau mee rekening houdt, is het grote psychische trauma’ dat de zwangere vrouw oploopt wanneer het niet bieden van hulp resulteert in de dood van de tweeling of ernstige functionele letsels of hersenschade. Het hof vertrekt hier dus van het gevaar voor de psychische integriteit van de zwangere vrouw.
Ook ten aanzien van de tweeling wordt de arts veroordeeld voor schuldig verzuim. Het hof motiveert dat de tweeling als een ‘persoon’ worden erkend volgens het Strafwetboek, ook al zijn ze nog niet geboren en hebben ze nog geen rechtspersoonlijkheid.
Nota bene : het hof van beroep spreekt de verpleegkundige vrij van schuldig verzuim, zowel ten aanzien van de zwangere vrouw als van de tweeling. Het hof is immers van oordeel dat de verpleegkundige wel hulp heeft verleend, maar dat deze hulp ‘ongelukkig’ was. De verpleegkundige en de arts worden wel veroordeeld voor onvrijwillige doodslag op de tweeling.
Arrest van 5 oktober 1990 van het hof van beroep van Antwerpen
Het is niet mogelijk om op voorhand te weten of de hulp die u biedt ook effectief zal zijn. Blijkt de hulp die u biedt achteraf niet gepast of heeft u de situatie niet kunnen oplossen? Dan is er in principe niet sprake van schuldig verzuim. Een redelijke inspanning om goede hulp te verlenen wordt uiteraard wel verwacht. De rechter houdt in dit kader rekening met uw professionele achtergrond. In bepaalde situaties kunnen hogere eisen worden gesteld in vergelijking met iemand zonder een achtergrond in de hulpverlening. |
De feiten. Een demente dame van 86 jaar woont al een aantal jaar in armoede en in verwaarloosde toestand. De burgemeester draagt de politie op om de gezondheidstoestand van de dame na te gaan. De toegang tot de woning wordt hen echter meermaals ontzegd door een naaste van de dame. Deze naaste legt telkens een attest voor waarin een verbod op bezoek wordt opgelegd om zo agitatie bij de demente dame te voorkomen. Dit attest werd opgesteld door de huisarts. Tussen de naaste en de huisarts speelt bovendien een liefdesrelatie, met de eerste in een zeer dominante positie.
De gezondheidstoestand van de dame verslechtert. De huisarts stelt vast dat ze lijdt aan het begin van een longontsteking, uitdroging, misselijkheid en verteringsproblemen. Hij stelt daarom dat een onmiddellijke hospitalisatie vereist is. De arts beperkt zich echter tot het stellen van de diagnose en het voorschrijven van een behandeling, zonder dat hij de patiënte laat overbrengen naar een ziekenhuis.
De naaste en de arts worden vervolgd in rechte.
Beslissing van het hof van beroep. De arts wordt veroordeeld voor schuldig verzuim. Het hof motiveert deze beslissing door te stellen “dat de hulp die van een geneesheer wordt verwacht zich niet beperkt tot het stellen van een diagnose of het voorschrijven van een therapie”. Volgens het hof is de arts daarentegen verplicht om op een daadwerkelijke manier hulp te verstrekken, in functie van de behoeftigheid en de gezondheidstoestand van de patiënt.
Nota bene : het is niet duidelijk of de naaste ook werd vervolgd en/of veroordeeld voor schuldig verzuim. Alleen de uitspraak m.b.t. het schuldig verzuim in hoofde van de geneesheer werd gepubliceerd (Rechtskundig Weekblad, 1991-1992, n° 4, 4 april 1992, p. 1064 en volgende).
Vonnis van 19 december 1994 van de rechtbank van eerste aanleg van Brugge
Het is mogelijk dat u een bepaalde situatie verkeerd inschat en daardoor niet doorhebt dat er sprake is van een gevaarsituatie. Niet helpen kan dan niet beschouwd worden als schuldig verzuim. Schuldig verzuim is immers een intentioneel misdrijf: u beslist bewust om niet te helpen. |
De feiten. Een zwangere patiënt doet beroep op een arts voor misselijkheid, buikpijn en ademhalingsproblemen. Volgens de diagnose van de arts heeft de patiënte last van slechte vertering, terwijl er in werkelijkheid sprake is van een buitenbaarmoederlijke zwangerschap. Tijdens de nacht en ochtend daarop heeft de arts verschillende keren telefonisch contact met de patiënt. Omdat hij de buitenbaarmoederlijke zwangerschap niet had opgemerkt en de diagnose dus verkeerd is, geeft hij telkens adviezen die niet aangepast zijn aan de situatie. De patiënt overlijdt in de namiddag.
De arts wordt vervolgd voor verschillende misdrijven, waaronder ook schuldig verzuim.
De beslissing van de rechtbank van eerste aanleg van Brugge. De rechtbank pleit de arts vrij. Volgens de rechtbank komt het stellen van een verkeerde diagnose immers niet neer op een weigering om hulp te bieden. De arts wordt daarentegen wel schuldig bevonden voor onvrijwillige doodslag.
Arrest van 25 oktober 1996 van het hof van beroep van Bergen
Het is niet mogelijk om op voorhand te weten of de hulp die u biedt ook effectief is. Blijkt de hulp die u biedt achteraf niet gepast of heeft u de situatie niet kunnen oplossen? Dan is dit niet voldoende om te spreken van schuldig verzuim. Een redelijke inspanning om goede hulp te verlenen wordt uiteraard wel verwacht. Dit kan in sommige gevallen betekenen dat u de hulp van een derde moet inroepen om de situatie correct in te schatten. |
De feiten. Een zwanger vrouw lijdt aan een longontsteking die de aanleiding vormt voor frequente astma-aanvallen. Omdat dit een ernstig risico betekent voor haar gezondheid en leven, wordt een bevalling via keizersnede ingeleid. Enkele uren later begint de patiënt echter angstsymptomen en ademhalingsproblemen te vertonen. ’s Nachts verergert de situatie. De patiënt staat op dat moment onder toezicht van een tweedejaars stagiair in de gynaecologie. Deze student neemt een afwachtende houding aan en beperkte zijn interventie tot het toedienen van kalmerende middelen. De astmacrisis wordt erger en erger tot het punt waarop de student erkent dat de toestand van de patiënt “zorgwekkend” is. Desondanks blijft de stagiair talmen en belde hij de anesthesist pas op nadat hij de samenstelling en de snelheid van het infuus heeft gewijzigd. De anesthesist draagt de stagiair op om een tweede infuus aan te leggen en om de internist van wacht op te bellen. De stagiair contacteert deze laatste echter niet onmiddellijk omdat hij meent dat de toestand van de patiënte niet zorgwekkend genoeg is om collega’s in te schakelen. Uiteindelijk neemt de stagiair toch contact op met een internist, maar jammer genoeg te laat. De patiënte doet een harstilstand en stopt met ademen. Ze kan niet meer worden gereanimeerd, raakt in een coma en overlijdt drie maanden later.
Beslissing van het hof van beroep. Volgens het hof kon de stagiair de ernst van het risico niet negeren. Hij had bovendien bewust moeten zijn van zijn ontoereikende vakbekwaamheid en had niet mogen vertrouwen op zijn eigen kennis. Het hof meent dat de stagiair een internist had moeten raadplegen en klaagt de afwachtende houding na het contact met de anesthesist aan. De stagiair wordt veroordeeld voor schuldig verzuim.
Arrest van 29 mei 2009 van het Hof van Cassatie
De hulpverleningsplicht geldt ook voor mensen die palliatief zijn, toch als het gevaar niets te maken heeft met diagnose of de toestand waarvoor de persoon een palliatief statuut heeft gekregen. |
De feiten. Een verpleegkundige verzweeg bewust dat een palliatieve patiënt uit een tilliftsysteem was gevallen (een systeem om fysiek gehandicapte mensen te verplaatsen), en bood geen enkele hulp terwijl de patiënt “in groot gevaar” verkeerde.
Tegen de verpleegster wordt een rechtszaak opgestart, waarop uiteindelijk een veroordeling voor schuldig verzuim volgt. Deze beslissing wordt aangevochten bij het Hof van Cassatie, omwille van de reden dat de hulpverleningsplicht niet van toepassing zou zijn op mensen met een palliatief statuut.
De beslissing van het Hof van Cassatie. Het Hof van Cassatie gaat niet akkoord met deze argumentatie. Artikel 422bis SW kan ook zijn toepassing vinden wanneer de persoon in gevaar zich in een palliatief stadium bevindt en dit gevaar volgt uit onverwachte omstandigheden die geen verband houden met vastgestelde pathologie.
Arrest van 1 februari 2012 van het Hof van Cassatie, met betrekking tot een arrest van het hof van beroep van Brussel van 27 mei 2011.
Alleen wanneer er sprake is van een acuut en reëel gevaar kan er sprake zijn van een hulpverleningsplicht. Een mogelijke gevaarsituatie op lange termijn is niet voldoende. |
De feiten. Een jonge patiënt krijgt bepaalde contraceptiva voorschreven die abnormaal bloedverlies teweegbrengen. Hoewel de arts hiervan op de hoogte is, gaat hij niet over tot een medisch onderzoek, noch schakelt hij de hulp in van een gynaecoloog.
Het hof van beroep van Brussel veroordeelt deze arts voor het schenden van artikel 422bis SW. In zijn hoedanigheid van arts had hij immers het ernstige risico voor de gezondheid van de patiënt moeten aanvoelen, “zo niet meteen, dan minstens op korte of middellange termijn”.
Beslissing van het Hof van Cassatie. Het Hof van Cassatie vernietigt de beslissing van het Hof van Beroep. Het hof van beroep stelde immers niet vast in welke mater er een acuut en reëel gevaar bestond voor de gezondheid van de patiënt. Volgens Cassatie heeft het hof van beroep deze voorwaarde dan ook op een te ruime manier geïnterpreteerd.
Arrest van 7 november 2012 van het Hof van Cassatie, met betrekking tot een arrest van het hof van beroep van Brussel van 20 april 2012
Het is niet mogelijk om op voorhand te weten of de hulp die u biedt ook effectief is. Blijkt de hulp die u biedt achteraf niet gepast of heeft u de situatie niet kunnen oplossen? Dan is dit ook niet voldoende om te spreken van schuldig verzuim. Een redelijke inspanning om goede hulp te verlenen wordt uiteraard wel verwacht. |
De feiten. Een patiënt van achttien jaar komt binnen op de intensieve zorgen met meningokokkemie, een ziekte met een slechte prognose en waarvan de diagnose moeilijk kan worden vastgesteld. De wachtdienst staat onder de verantwoordelijkheid van een assistent interne geneeskunde. Deze assistent laat ’s nachts een aantal onderzoeken uitvoeren en organiseert verschillende interventies bij de patiënt. Hij neemt ook drie keer telefonisch contact met de arts die permanent verantwoordelijk is voor de dienst. Hij had echter niet de juiste diagnose gesteld. De patiënt komt uiteindelijk te overlijden.
De beslissing van het hof van beroep. Het hof van beroep oordeelt dat de kwaliteit en de efficiëntie van de tussenkomsten van de assistent niet van het niveau waren dat van een arts met dezelfde ervaring en onder dezelfde omstandigheden kan worden verwacht. De assistent had vroeger de oorzaak van de infectie moeten opmerken en intervenieerde daardoor niet op een adequate manier, met de dood van de patiënt tot gevolg. Het hof van beroep veroordeelt de assistent daarom voor schuldig verzuim.
Beslissing van het Hof van Cassatie. Het Hof van Cassatie vernietigt het arrest van het hof van beroep. Het gebrek aan goede zorg was immers het gevolg van een foute diagnose, en niet van een intentionele beslissing om niet te helpen. Het ongepaste karakter van de tussenkomsten zijn volgens het Hof van Cassatie niet van die aard dat ze een veroordeling voor schuldig verzuim rechtvaardigen.
Arrest van 14 juni 2017 van het Hof van Cassatie, met betrekking tot arrest van 6 februari 2017 van het hof van beroep van Luik
Het is niet mogelijk om op voorhand te weten of de hulp die u biedt ook effectief zal zijn. Blijkt de hulp die u biedt achteraf niet gepast of heeft u de situatie niet kunnen oplossen? Dan is dit ook niet voldoende om te spreken van schuldig verzuim. Een redelijke inspanning om goede hulp te verlenen wordt uiteraard wel verwacht. |
De feiten. Een gevangene lijdt aan “aanvallen” (het is echter niet duidelijk om welke soort aanvallen het gaat). Artsen worden opgeroepen en proberen samen met een aantal personeelsleden om de fysieke integriteit van de gevangene te beschermen. Hun hulp blijkt echter niet doelmatig en was waarschijnlijk ook niet aangepast aan de situatie.
De artsen en personeelsleden worden vervolgd voor schuldig verzuim.
Hoewel de toegediende zorgen klaarblijkelijk ongepast waren, worden de artsen en de personeelsleden vrijgesproken voor schuldig verzuim door de Kamer van Inbeschuldigingstelling. Tegen deze beslissing wordt echter een cassatieberoep ingediend.
Beslissing van het Hof van Cassatie. Het Hof van Cassatie verwerpt het cassatieberoep. Artikel 422bis SW is immers van toepassing om op personen die nalaten om hulp te bieden, en niet op wie hulp biedt die achteraf ondoeltreffend blijkt”.
Referenties
[1]Zie het arrest van de Kamer van Inbeschuldingsstelling van Gent van 28 juni 2012. Het hof verwijst naar n° 286 in De Nauw, A. (2010). Inleiding tot het bijzonder strafrecht. Mechelen: Kluwer, p. 231.
[2] Zie het arrest van het hof van beroep van Luik van 25 juni 1986.
[3] Zie het vonnis van de correctionele rechtbank van Antwerpen van 24 november 2000 (Rechtskundig Weekblad 2000-2001, p. 1423).
[4] De la Serna, I. (2010). Hoofdstuk IX – Les abstentions coupables. In Bosly, H.D., & De Valkeneer, C., (reds.). Les infractions. Volume II. Les infractions contre les personnes. Bruxelles : Larcier, p.553.
[5] De la Serna, I. (2010). Hoofdstuk IX – Les abstentions coupables. In Bosly, H.D., & De Valkeneer, C., (reds.). Les infractions.Volume II. Les infractions contre les personnes. Bruxelles : Larcier, p. 555.
[6] Art. 422bis, alinea 2 van het Strafwetboek.
[7] De la Serna, I. (2010). Hoofdstuk IX – Les abstentions coupables. In Bosly, H.D., & De Valkeneer, C., (reds.). Les infractions. Volume II. Les infractions contre les personnes. Bruxelles : Larcier, p. 553.
[8] De la Serna, I. (2010). Hoofdstuk IX – Les abstentions coupables. In Bosly, H.D., & De Valkeneer, C., (reds.). Les infractions. Volume II. Les infractions contre les personnes. Bruxelles : Larcier, p. 568.
[9] Vanderstraete, I. & Put, J. (2005). Beroepsgeheim en hulpverlening. Brugge: Die Keure, p. 150; Traest, P. (2011). Enkele aspecten van schuldig verzuim. Tijdschrift voor onderwijsrecht en onderwijsbeleid, 2011 (12), p. 85.
[10] Traest, P. (2011). Enkele aspecten van schuldig verzuim. Tijdschrift voor onderwijsrecht en onderwijsbeleid, 2011 (12), p. 86.
[11] Blockx, F. (2013). Beroepsgeheim. Antwerpen: Intersentia, p. 382.
[12] Vanderstraete, I. & Put, J. (2005). Beroepsgeheim en hulpverlening. Brugge: Die Keure, p. 150; Nouwynck, L. (2012). La position des différents intervenants psycho-médicaux-sociaux face au secret professionnel dans un contexte judiciaire – Cadre modifié, principe conforté. Revue de droit pénal et de criminologie, 2012 (6), p. 632.
[13] Dierickx, A., Buelens, J., & Vijverman, A. (2014). Hoofdstuk VII - Het recht op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, het medisch beroepsgeheim en de verwerking van persoonsgegevens. In Vansweevelt, T., & Dewallens, F., (reds.). Handboek Gezondheidsrecht. Volume II. Rechten van patiënten: van embryo tot lijk. Antwerpen: Intersentia, p. 641.
[14] Royer S. & Verbruggen F. (2017). “Komt een terrorist bij de dokter…” Mogen of moeten beroepsgeheimhouders spreken? Nullum Crimen, 12(1), 41.
[15] Dierickx, A., Buelens, J., & Vijverman, A. (2014). Hoofdstuk VII - Het recht op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, het medisch beroepsgeheim en de verwerking van persoonsgegevens. In Vansweevelt, T., & Dewallens, F., (reds.). Handboek Gezondheidsrecht. Volume II. Rechten van patiënten: van embryo tot lijk. Antwerpen: Intersentia, p. 632-633, 636-637.
[16] Dierickx, A., Buelens, J., & Vijverman, A. (2014). Hoofdstuk VII - Het recht op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, het medisch beroepsgeheim en de verwerking van persoonsgegevens. In Vansweevelt, T., & Dewallens, F., (reds.). Handboek Gezondheidsrecht. Volume II. Rechten van patiënten: van embryo tot lijk. Antwerpen: Intersentia, p. 632-633, 636-637.
[17] Korevaar, K. (2015). Meldingsrecht of meldingsplicht? De nieuwe deontologische code en de grenzen van het beroepsgeheim. Tijdschrift Klinische Psychologie, 45(2), P. 79.
[18] Dierickx, A. (2013). Misdrijven gepleegd ten aanzien van een minderjarig of kwetsbaar persoon. Een commentaar bij de wet van 30 november 2011. Nullum Crimen, 8 (1), p. 36.