De aangifte van misdrijven waarvan de cliënt het slachtoffer is (rechtspraak van het Hof van Cassatie)

Deze webpagina werd voor het laatst geüpdatet op 06/02/2023.

In verschillende rechtszaken met betrekking tot artsen oordeelde het Hof van Cassatie dat het beroepsgeheim zich niet uitstrekt tot misdrijven waarvan de patiënt het slachtoffer is [1]. Voor een illustratie, zie het arrest van 18 juni 2010 van het Hof van Cassatie.

Het Hof van Cassatie is van mening dat een persoon die door het beroepsgeheim is gebonden deze feiten mag melden bij de bevoegde instanties, bijvoorbeeld bij het parket of de onderzoeksrechter [2]. Volgens het Hof tast de aangifte van deze feiten de vertrouwensrelatie tussen de beroepsbeoefenaar en zijn patiënt niet aan, maar kadert het integendeel binnen de doelstelling van het beroepsgeheim, namelijk de bescherming van de patiënt [3].

Ook al hebben de hierboven genoemde beslissingen van het Hof van Cassatie enkel betrekking op artsen, toch lijkt deze rechtspraak in principe ook van toepassing op psychologen die een hulpverlenende rol opnemen wanneer zij kennis nemen van misdrijven op hun cliënten. Het gaat immers over de manier waarop het Hof van Cassatie het beroepsgeheim interpreteert, onafhankelijk van het specifieke beroep dat de persoon in kwestie uitoefent. Artikel 458 van het Strafwetboek (SW) is niet alleen van toepassing op artsen, maar ook op elke (andere) persoon die uit hoofde van diens staat of beroep kennis draagt van geheimen die hem/haar/hen zijn toevertrouwd.

Wij wijzen hierbij ook op het arrest van 26 maart 2021 van het Hof van Cassatie waarin de bovenstaande rechtspraak toegepast wordt met betrekking tot een psycholoog. In dat arrest oordeelt het Hof van Cassatie dat deze uitzondering op het beroepsgeheim enkel geldt in een geval waar de hulpverlener enkel met het slachtoffer in contact is gekomen. U kunt zich dan ook niet beroepen op deze uitzondering indien u ook met de dader van het misdrijf in contact bent gekomen.

Het gaat hier om een uitzondering die niet uitdrukkelijk bij wet is voorzien. Mag ik deze zomaar toepassen in de praktijk?

Hoewel deze uitzondering op het beroepsgeheim niet uitdrukkelijk is voorzien in een wettekst, is ze onbetwistbaar vanuit puur juridisch opzicht. Ze berust namelijk op de interpretatie van artikel 458 van het Strafwetboek door het Hof van Cassatie, de hoogste gerechtelijke instantie in België. Hieruit volgt dat u zich als psycholoog op deze uitzondering kan beroepen om misdrijven gepleegd op uw cliënt aan te geven bij de bevoegde instanties. Denk bijvoorbeeld aan de procureur des Konings of aan een onderzoeksrechter. Het is in principe ook mogelijk om feiten aan te geven bij een disciplinaire instantie, zoals dit gebeurde in het arrest van het Hof van Cassatie van 18 juni 2010.

Het standpunt van het Hof van Cassatie werd niettemin al meermaals bekritiseerd, zowel door de Nationale Raad van de Orde der Artsen [4] als door de rechtsleer [5]. Het beroepsgeheim staat immers in functie van de vertrouwensrelatie met de patiënt. Een patiënt die slachtoffer is, heeft daarop evenveel recht als een andere patiënt. Als slachtoffer zijn ‘op zich’ impliceert dat het beroepsgeheim zonder meer mag worden doorbroken, bestaat het risico dat sommige patiënten zich niet tot de hulpverlening zullen richten [6].

Omwille van deze kritieken raden we u aan om deze mogelijkheid met de grootste voorzichtigheid te gebruiken, en u hier slechts in laatste instantie op te beroepen als u geen andere uitweg ziet. Als psycholoog is het immers belangrijk dat u een ruimte creëert waarbinnen u met uw cliënt in alle vrijheid en vertrouwen aan de slag kunt gaan.

Hieronder schetsen we  in dit kader een aantal nuanceringen die de draagwijdte van deze aangiftemogelijkheid scherper stellen. Vervolgens geven we nog een aantal belangrijke aandachtspunten mee waarmee u best rekening houdt vooraleer u zich op deze uitzondering beroept om het beroepsgeheim te doorbreken.

Terug

Met welke aandachtspunten moet u rekening houden wanneer u deze uitzondering wil inroepen?

Wanneer uw cliënt het slachtoffer is van een misdrijf hebt u volgens deze uitzondering dus de mogelijkheid om de feiten aan te geven aan de gerechtelijke of disciplinaire autoriteiten. Vooraleer u zich erop  beroept, is het echter belangrijk om de volgende aandachtspunten in het achterhoofd te houden. Deze nuanceren het standpunt van het Hof van Cassatie:

  1. Het Hof van Cassatie stelt niet dat u verplicht bent om het misdrijf waarvan uw cliënt slachtoffer is aan te geven bij de bevoegde instanties.  Het gaat slechts om een mogelijkheid en niet om een verplichting.
  2. U kunt het misdrijf alleen melden aan de instanties die de pleger van het misdrijf tuchtrechtelijk (voor de Tuchtraad indien het om een psycholoog gaat) of strafrechtelijk (bv. de procureur des Konings) kunnen vervolgen. Dit volgt uit de rechtspraak van het Hof van Cassatie.
  3. U hebt volgens het Hof de instemming van de cliënt niet nodig om het misdrijf aan te geven. Dit sluit echter niet uit dat dat u, indien dit mogelijk is, met de patiënt kunt overleggen en slechts tot een melding overgaat indien deze hiermee instemt. Zo adviseert ook de Nationale Raad van de Orde der artsen om met de patiënt de actiemogelijkheden te bespreken zodat deze eventueel zelf de nodige stappen kan ondernemen [7]. In dit kader kunt u ook bekijken of u de cliënt kunt doorverwijzen naar meer gespecialiseerde personen of instanties die hem/haar/hen kunnen verder helpen, eerder dan tot een aangifte over te gaan.
  4. Deze uitzondering op het beroepsgeheim geldt volgens het Hof van Cassatie alleen voor zover u enkel contact hebt gehad met het slachtoffer. Het begrip ‘contact’ is ruimer dan ‘behandelrelatie’. Als een ouder bij u aanklopt met een kind dat het slachtoffer is van intrafamiliaal geweld, waarbij diezelfde ouder de pleger is van het geweld, heeft u dus met beiden contact gehad, ook al behandelt u enkel het kind. In dergelijk geval kunt u geen beroep doen op deze uitzondering om feiten waarvan uw cliënt het slachtoffer is aan te geven aan de autoriteiten. Mogelijks kunt u zich echter beroepen op een andere uitzondering om tot melding over te gaan, zoals artikel 422bis SW, 458bis SW of de noodtoestand.

Gezien de kritieken op het standpunt van het Hof van Cassatie, roept u deze uitzondering bovendien best alleen in indien voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  1. U hebt met de cliënt bekeken of hij/zij/hen zelf de bevoegde autoriteiten of andere gespecialiseerde diensten kan inlichten, indien nodig met uw ondersteuning. Hij/zij/hen is hier echter niet toe bereid.
  2. U hebt alle mogelijke alternatieven om hulp te bieden onderzocht. U ziet geen andere mogelijkheid.
  3. U acht het absoluut noodzakelijk en wenselijk om de feiten aan te geven bij de bevoegde autoriteiten. U hebt in deze afweging rekening gehouden met verschillende elementen, waaronder:
    a. de ernst van het misdrijf;
    b. het risico dat de dader nieuwe feiten zal plegen;
    c. de wensen van de cliënt: gaat hij/zij/hen wel of niet akkoord met de melding?
    d. uw inschatting van de kwetsbaarheid van de cliënt;
    e. de gevolgen van de bekendmaking op de vertrouwensrelatie;
    f. andere belangrijke factoren die meespelen in de specifieke situatie. Denk bijvoorbeeld aan eventuele loyaliteitsconflicten (wanneer de dader bijvoorbeeld een familielid is), de gevoelens van de cliënt (schaamte), het eventuele gevaar dat een melding voor de cliënt met zich kan meebrengen, …
  4. U hebt bekeken of u zich op geen andere uitzondering kunt beroepen om tot een melding over te gaan, zoals artikel 422bis SW, 458bis SW of de noodtoestand. Verwijzen naar deze rechtspraak van het Hof van Cassatie doet u best alleen in allerlaatste instantie, als u geen andere mogelijkheid hebt.
  5. U heeft de casus besproken tijdens een intervisie/supervisiemoment, en hierover van gedachten gewisseld met collega('s).

Wanneer u besluit om tot een melding over te gaan, wijzen we er nog op dat u alleen informatie mag doorgeven die strikt noodzakelijk is (“need to know”, niet “nice to know”). Alle andere informatie valt nog steeds onder het beroepsgeheim.

Terug

Rechtspraak in de kijker

Arrest van 18 juni 2010 van het Hof van Cassatie

Volgens het Hof van Cassatie zijn feiten waarvan de patiënt het slachtoffer werd niet gedekt door het beroepsgeheim. Deze feiten mogen a priori worden bekend gemaakt aan een disciplinaire of gerechtelijke instantie. Het Hof van Cassatie rechtvaardigt deze uitzondering op het beroepsgeheim door te verwijzen naar één van de grondslagen van het beroepsgeheim, namelijk de bescherming van de vertrouwensrelatie tussen de patiënt en zijn zorgprofessional.

Situatieschets. Een studente in het tweede jaar van haar artsenopleiding volgt een observatiestage bij een arts om zo beter de arts-patiëntrelatie te kunnen inschatten tijdens een consultatie. De superviserend arts misbruikt echter zijn autoriteit en voert op de studente een klinisch onderzoek uit, waaronder een grondig gynaecologisch onderzoek. Hij doet dit vanuit een zogenaamde pedagogische overweging. De stagiaire rapporteert de feiten aan twee andere artsen. Deze laatsten brengen de voorzitter van de provinciale raad van de Orde der Artsen van Brabant op de hoogte. Het bureau van de raad opent een onderzoek en disciplinaire maatregelen worden genomen tegen de arts. De stagiaire weigert echter om klacht neer te leggen bij de gerechtelijke instanties omdat ze niet aan ‘niet-artsen’ de gynaecologische onderzoeken wil beschrijven die ze heeft doorgemaakt. Ze had ook niet zelf besloten om de feiten aan te geven bij de Orde.

Beroep wordt aangetekend tegen de beslissing van de provinciale raad van Brabant.

De Franstalige Raad van beroep van de Orde der Artsen beslist dat de disciplinaire vervolging van de arts onontvankelijk was omdat deze gebaseerd was op elementen die verkregen waren via een schending van het beroepsgeheim (door de twee artsen die de voorzitter van de provinciale raad van Brabant hadden ingelicht).

Tegen de beslissing van de raad van beroep wordt een cassatieberoep aangetekend bij het Hof van Casssatie.

De beslissing van het Hof van Cassatie. Het Hof van Cassatie oordeelt dat “het beroepsgeheim de vertrouwensrelatie tussen de patiënt en zijn arts beschermt en zich niet uitstrekt tot feiten waarvan de patiënt slachtoffer werd”. Omwille van deze reden besluit het Hof dat de twee artsen die hun Provinciale Raad hebben ingelicht het beroepsgeheim niet hebben doorbroken. De beslissing van de raad van beroep wordt nietig verklaard en de zaak wordt opnieuw beoordeeld.

Terug

Referenties

[1] Nys, H. (2016). Geneeskunde. Recht en medisch handelen. Mechelen: Wolters Kluwer, p. 515-516.

[2] Hof van Cassatie, 30 oktober 1978 ; Hof van Cassatie, 9 februari 1988 ; Hof van Cassatie, 18 juni 2010.

[3] Nys, H. (2016). Geneeskunde. Recht en medisch handelen. Mechelen: Wolters Kluwer, p. 515.

[4] Advies van Nationale Raad van de Orde der Artsen (4 juli 2015). Eerbiediging van het medisch geheim wanneer de arts verneemt dat zijn patiënt het slachtoffer was van een misdrijf. Geraadpleegd van https://www.ordomedic.be/nl/adviezen/advies/eerbiediging-van-het-medisch-geheim-wanneer-de-arts-verneemt-dat-zijn-patint-het-slachtoffer-was-van-een-misdrijf.

[5] Hausman, J.-M. (2016). Secret professionnel et confidentialité. In Hausman, J.-M., & Schamps, G. (reds.). Aspects juridiques et déontologiques de l’activité de psychologue clinicien. Bruxelles: Bruylant, p. 223-224; Nouwynck, L. (2012). La position des différents intervenants psycho-médicaux-sociaux face au secret professionnel dans un contexte judiciaire – Cadre modifié, principe conforté. Revue de droit pénal et de criminologie, 2012 (6), p. 607-609; Royer, S., & Verbruggen, F. (2017). ‘Komt een terrorist met zijn advocaat bij de dokter…’ Mogen of moeten beroepsgeheimhouders spreken. Nullum Crimen, 12 (1), p.  31-32.

[6] Dejemeppe, B. (2013). Uittreksel uit « Parles  de médecins – paroles de juristes », 2013. Geraadpleegd via https://www.ordomedic.be/nl/adviezen/advies/medisch-geheim-en-justitie.

[7] Advies van Nationale Raad van de Orde der Artsen (4 juli 2015). Eerbiediging van het medisch geheim wanneer de arts verneemt dat zijn patiënt het slachtoffer was van een misdrijf. Geraadpleegd van https://ordomedic.be/nl/adviez...; Zie ook Nouwynck, L. (2012). La position des différents intervenants psycho-médicaux-sociaux face au secret professionnel dans un contexte judiciaire – Cadre modifié, principe conforté. Revue de droit pénal et de criminologie, 2012 (6), p. 608-609.


 
Deel deze pagina