Overzicht artikels Strafwetboek

Deze webpagina werd voor het laatst geüpdatet op 4/01/2019.

Inhoud

Het beroepsgeheim

De uitzonderingen op het beroepsgeheim

De artikelen vermeld in artikel 458bis van het Strafwetboek

Art. 371/1

Art. 379

Art. 397

Art. 405

Art. 372

Art. 380

Art. 398

Art. 405bis

Art. 373

Art. 383bis

Art. 399

Art. 405ter

Art. 374

Art. 392

Art. 400

Art. 409

Art. 375

Art. 392bis

Art. 401

Art. 423

Art. 376

Art. 393

Art. 402

Art. 425

Art. 377

Art. 394

Art. 403

Art. 426

Art. 377quater

Art. 396

Art. 404

Art. 433quinquies


Het beroepsgeheim

Artikel 458 van het Strafwetboek

Geneesheren, heelkundigen, officieren van gezondheid, apothekers, vroedvrouwen en alle andere personen die uit hoofde van hun staat of beroep kennis dragen van geheimen die hun zijn toevertrouwd, en deze bekendmaken buiten het geval dat zij geroepen worden om in rechte (of voor een parlementaire onderzoekscommissie) getuigenis af te leggen en buiten het geval dat de wet, het decreet of de ordonnantie hen verplicht of toelaat die geheimen bekend te maken, worden gestraft met gevangenisstraf van een jaar tot drie jaar en een geldboete van honderd euro tot duizend euro of met een van die straffen alleen.


De uitzonderingen op het beroepsgeheim

Artikel 422bis van het Strafwetboek

Met gevangenisstraf van acht dagen tot (een jaar) en met geldboete van vijftig euro tot vijfhonderd euro of met een van die straffen alleen wordt gestraft hij die verzuimt hulp te verlenen of te verschaffen aan iemand die in groot gevaar verkeert, hetzij hij zelf diens toestand heeft vastgesteld, hetzij die toestand hem is beschreven door degenen die zijn hulp inroepen.

Voor het misdrijf is vereist dat de verzuimer kon helpen zonder ernstig gevaar voor zichzelf of voor anderen. Heeft de verzuimer niet persoonlijk het gevaar vastgesteld waarin de hulpbehoevende verkeerde, dan kan hij niet worden gestraft, indien hij op grond van de omstandigheden waarin hij werd verzocht te helpen, kon geloven dat het verzoek niet ernstig was of dat er gevaar aan verbonden was.

De straf bedoeld in het eerste lid wordt op twee jaar gebracht indien de persoon die in groot gevaar verkeert, minderjarig is of een persoon is van wie de kwetsbare toestand ten gevolge van de leeftijd, zwangerschap, een ziekte dan wel een lichamelijk of geestelijk gebrek of onvolwaardigheid duidelijk was of de dader bekend was.

Artikel 458bis van het Strafwetboek

Eenieder, die uit hoofde van zijn staat of beroep houder is van geheimen en hierdoor kennis heeft van een misdrijf zoals omschreven in de artikelen 371/1 tot 377, 377quater, 379, 380, 383bis, §§ 1 en 2, 392 tot 394, 396 tot 405ter, 409, 423, 425, 426 en 433quinquies, gepleegd op een minderjarige of op een persoon die kwetsbaar is ten gevolge van zijn leeftijd, zwangerschap, partnergeweld, een ziekte dan wel een lichamelijk of geestelijk gebrek of onvolwaardigheid kan, onverminderd de verplichtingen hem opgelegd door artikel 422bis, het misdrijf ter kennis brengen van de procureur des Konings, hetzij wanneer er een ernstig en dreigend gevaar bestaat voor de fysieke of psychische integriteit van de minderjarige of de bedoelde kwetsbare persoon en hij deze integriteit niet zelf of met hulp van anderen kan beschermen, hetzij wanneer er aanwijzingen zijn van een gewichtig en reëel gevaar dat andere minderjarigen of bedoelde kwetsbare personen het slachtoffer worden van de in voormelde artikelen bedoelde misdrijven en hij deze integriteit niet zelf of met hulp van anderen kan beschermen.


De artikelen vermeld in artikel 458bis van het Strafwetboek

Art. 371/1 van het Strafwetboek

Met een gevangenisstraf van zes maanden tot vijf jaar wordt gestraft hij die:

  • 1° een persoon observeert of doet observeren of van hem een beeld- of geluidsopname maakt of doet maken,
    • - rechtstreeks of door middel van een technisch of ander hulpmiddel,
    • - zonder de toestemming van die persoon of buiten zijn medeweten,
    • - terwijl hij ontbloot is of een expliciete seksuele daad stelt, en
    • - terwijl hij zich in omstandigheden bevindt, waar hij in redelijkheid kan verwachten dat zijn persoonlijke levenssfeer niet zal worden geschonden;

Worden deze feiten gepleegd op de persoon of met behulp van de persoon van een minderjarige boven de volle leeftijd van zestien jaar, dan wordt de schuldige gestraft met opsluiting van vijf jaar tot tien jaar.

Is de minderjarige geen volle zestien jaar oud, dan is de straf opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar.

Het voyeurisme bestaat, zodra er begin van uitvoering is.


Art. 372 van het Strafwetboek

Elke aanranding van de eerbaarheid, zonder geweld of bedreiging gepleegd op de persoon of met behulp van de persoon van een kind van het mannelijke of vrouwelijke geslacht beneden de volle leeftijd van zestien jaar, wordt gestraft met opsluiting van vijf jaar tot tien jaar.

De aanranding van de eerbaarheid, zonder geweld of bedreiging door een bloedverwant in de opgaande lijn of adoptant gepleegd op de persoon of met behulp van de persoon van een minderjarige, zelfs indien deze de volle leeftijd van zestien jaar heeft bereikt, wordt gestraft met opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar. Dezelfde straf wordt toegepast indien de schuldige hetzij de broer of de zus van het minderjarige slachtoffer is of ieder ander persoon die een soortgelijke positie heeft in het gezin, hetzij onverschillig welke persoon die gewoonlijk of occasioneel met het slachtoffer samenwoont en die over dat slachtoffer gezag heeft.


Art. 373 van het Strafwetboek

Met gevangenisstraf van zes maanden tot vijf jaar wordt gestraft de aanranding van de eerbaarheid gepleegd op personen of met behulp van personen van het mannelijke of vrouwelijke geslacht, met geweld, dwang, bedreiging, verrassing of list, of die mogelijk werd gemaakt door een onvolwaardigheid of een lichamelijk of geestelijk gebrek van het slachtoffer.

Wordt de aanranding gepleegd op de persoon [1 of met behulp van de persoon]1 van een minderjarige boven de volle leeftijd van zestien jaar, dan wordt de schuldige gestraft met opsluiting van vijf jaar tot tien jaar.

Is de minderjarige geen volle zestien jaar oud, dan is de straf (opsluiting) van tien jaar tot vijftien jaar.


Art. 374 van het Strafwetboek

Aanranding bestaat, zodra er een begin van uitvoering is.


Art. 375 van het Strafwetboek

Verkrachting is elke daad van seksuele penetratie van welke aard en met welk middel ook, gepleegd op een persoon die daar niet in toestemt.

Toestemming is er met name niet wanneer de daad is opgedrongen door middel van geweld, dwang, bedreiging, verrassing of list of mogelijk is gemaakt door een onvolwaardigheid of een lichamelijk of een geestelijk gebrek van het slachtoffer.

Met opsluiting van vijf jaar tot tien jaar wordt gestraft ieder die de misdaad van verkrachting pleegt.

Wordt de misdaad gepleegd op de persoon van een minderjarige boven de volle leeftijd van zestien jaar, dan wordt de schuldige gestraft met opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar.

Wordt de misdaad gepleegd op de persoon van een kind boven de volle leeftijd van veertien jaar en beneden die van zestien jaar, dan wordt de schuldige gestraft met opsluiting van vijftien jaar tot twintig jaar.

Als verkrachting met behulp van geweld wordt beschouwd elke daad van seksuele penetratie, van welke aard en met welk middel ook, die gepleegd wordt op de persoon van een kind dat de volle leeftijd van veertien jaar niet heeft bereikt. In dat geval is de straf opsluiting van vijftien tot twintig jaar. 

De straf is opsluiting van twintig jaar tot dertig jaar, indien het kind geen volle tien jaar oud is.


Art. 376 van het Strafwetboek

Indien de verkrachting of de aanranding van de eerbaarheid de dood veroorzaakt van de persoon op wie zij is gepleegd, wordt de schuldige gestraft met opsluiting van twintig jaar tot dertig jaar.

Indien de verkrachting of de aanranding van de eerbaarheid is voorafgegaan door of gepaard gegaan met de handelingen bedoeld in artikel 417ter, eerste lid, of opsluiting, wordt de schuldige gestraft met opsluiting van vijftien jaar tot twintig jaar.

Indien de verkrachting of de aanranding van de eerbaarheid gepleegd is op een persoon van wie de kwetsbare toestand ten gevolge van de leeftijd, zwangerschap, een ziekte dan wel een lichamelijk of geestelijk gebrek of onvolwaardigheid duidelijk was of de dader bekend was, of onder bedreiging van een wapen of een op een wapen gelijkend voorwerp, wordt de schuldige gestraft met dwangarbeid van tien tot vijftien jaar.


Art. 377 van het Strafwetboek

De straffen zullen worden vastgesteld als bepaald bij het tweede tot zesde lid:

  • als de schuldige een bloedverwant in de opgaande lijn of de adoptant van het slachtoffer, een bloedverwant in de rechte nederdalende lijn van het slachtoffer dan wel van een broer of zus van het slachtoffer is;
  • als de schuldige hetzij de broer of de zus van het minderjarige slachtoffer is dan wel iedere andere persoon die een gelijkaardige positie heeft in het gezin, hetzij onverschillig welke persoon die gewoonlijk of occasioneel met het slachtoffer samenwoont en die over het slachtoffer gezag heeft;
  • als de schuldige tot degenen behoort die over het slachtoffer gezag hebben; als hij misbruik heeft gemaakt van het gezag of de faciliteiten die zijn functies hem verlenen; als hij arts, heelkundige, verloskundige of officier van gezondheid is aan wie het kind of iedere andere in artikel 376, derde lid, bedoelde kwetsbare persoon ter verzorging was toevertrouwd;
  • als de schuldige, wie hij ook zij, in de artikelen 371/1, 373, 375 en 376 bedoelde gevallen door een of meer personen werd geholpen bij de uitvoering van de misdaad of het wanbedrijf.

In de gevallen van artikel 371/1, tweede lid, artikel 372, eerste lid, en van artikel 373, tweede lid, is de straf opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar;

In de gevallen van artikel 371/1, eerste lid en van artikel 373, eerste lid]2, wordt het minimum van de gevangenisstraf verdubbeld;
In de gevallen van artikel 371/1, derde lid, artikel 373, derde lid, 375, vierde lid, en 376, derde lid, bedraagt de opsluiting ten minste twaalf jaar;

In het geval van artikel 375, derde lid, bedraagt de opsluiting ten minste zeven jaar;

In de gevallen van artikel 375, vijfde en zesde lid en van artikel 376, tweede lid) bedraagt de opsluiting ten minste zeventien jaar.


Art. 377quater van het Strafwetboek

De meerderjarige die door middel van de informatie- en communicatietechnologie aan een minderjarige beneden de volle leeftijd van zestien jaar een voorstel doet tot ontmoeting met het oogmerk een misdrijf te plegen bepaald in dit hoofdstuk of in de hoofdstukken VI en VII van deze Titel, wordt, voor zover dit voorstel is gevolgd door materiële handelingen die tot een dergelijke ontmoeting leiden, gestraft met een gevangenisstraf van één jaar tot vijf jaar.


Art. 379 van het Strafwetboek

Hij die een aanslag tegen de zeden pleegt doordat hij, ten einde eens anders driften te voldoen, de ontucht, het bederf of de prostitutie van een minderjarige van het mannelijke of vrouwelijke geslacht opwekt, begunstigt of vergemakkelijkt, wordt gestraft met opsluiting van vijf jaar tot tien jaar en met geldboete van vijfhonderd euro tot vijfentwintigduizend euro.

Hij wordt gestraft met opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar en met geldboete van vijfhonderd euro tot vijftigduizend euro, indien de minderjarige geen volle zestien jaar oud is.

De straf is opsluiting van vijftien jaar tot twintig jaar en geldboete van duizend [euro] tot honderdduizend [euro], indien de minderjarige geen volle veertien jaar oud is.


Art. 380 van het Strafwetboek

§ 1. Met gevangenisstraf van een jaar tot vijf jaar en met geldboete van vijfhonderd [euro] tot vijfentwintigduizend euro, wordt gestraft:

  • 1° hij die, ten einde eens anders driften te voldoen, een meerderjarige zelfs met zijn toestemming, aanwerft, meeneemt, wegbrengt of bij zich houdt met het oog op het plegen van ontucht of prostitutie;
  • 2° hij die een huis van ontucht of prostitutie houdt;
  • 3° hij die kamers of enige andere ruimte verkoopt, verhuurt of ter beschikking stelt met het oog op prostitutie met de bedoeling een abnormaal profijt te realiseren;
  • 4° hij die, op welke manier ook, eens anders ontucht of prostitutie exploiteert.

§ 2. Poging tot de in § 1 bedoelde misdrijven wordt gestraft met gevangenisstraf van zes maanden tot drie jaar en met geldboete van honderd euro tot vijfduizend euro.

§ 3.  Met opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar en met geldboete van vijfhonderd euro tot vijftigduizend euro wordt gestraft het plegen van de in § 1 bedoelde misdrijven wanneer de dader daarbij:

  • 1° direct of indirect gebruik maakt van listige kunstgrepen, geweld, bedreigingen of enige andere vorm van dwang;
  • 2° of misbruik maakt van de kwetsbare toestand waarin een persoon verkeert ten gevolge van zijn onwettige of precaire administratieve toestand, zijn leeftijd, zwangerschap, een ziekte dan wel een lichamelijk of geestelijk gebrek of onwaardigheid.

§ 4. Met opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar en met geldboete van duizend euro tot honderdduizend euro wordt gestraft:

  • 1° hij die, ten einde eens anders driften te voldoen, rechtstreeks of via een tussenpersoon, een minderjarige, zelfs met zijn toestemming aanwerft, meeneemt, wegbrengt of bij zich houdt met het oog op het plegen van ontucht of prostitutie;
  • 2° hij die, rechtstreeks of via een tussenpersoon, een huis van ontucht of prostitutie houdt waar minderjarigen prostitutie of ontucht plegen;
  • 3° hij die kamers of enige andere ruimte verkoopt, verhuurt of ter beschikking stelt van een minderjarige met het oog op ontucht of prostitutie met de bedoeling een abnormaal profijt te realiseren;
  • 4° hij die, op welke manier ook, de ontucht of prostitutie van een minderjarige exploiteert.
  • 5° hij die door de overhandiging, het aanbod of de belofte van een materieel of financieel voordeel ontucht of prostitutie van een minderjarige heeft verkregen.

§ 5. De misdrijven bedoeld in § 4 worden gestraft met opsluiting van vijftien jaar tot twintig jaar en met geldboete van duizend euro tot honderdduizend euro als zij ten aanzien van een minderjarige onder de zestien jaar worden gepleegd.

§ 6. Hij die ontucht of prostitutie van een minderjarige rechtstreeks, inbegrepen door middel van informatie- en communicatietechnologie, bijwoont, wordt gestraft met gevangenisstraf van een maand tot twee jaar en met geldboete van honderd euro tot tweeduizend euro.

§ 7. De boete wordt zo veel keer toegepast als er slachtoffers zijn.


Art. 383bis van het Strafwetboek

§ 1. Onverminderd de toepassing van de artikelen 379 en 380 wordt hij die wederrechtelijk kinderpornografisch materiaal tentoonstelt, aanbiedt, verkoopt, verhuurt, uitzendt, levert, verdeelt, verspreidt, ter beschikking stelt of overhandigt, of kinderpornografisch materiaal vervaardigt, invoert of doet invoeren, gestraft met opsluiting van vijf jaar tot tien jaar en met geldboete van vijfhonderd euro tot tienduizend euro.

§ 2. Hij die wetens en wederrechtelijk kinderpornografisch materiaal verwerft, bezit of zich, met kennis van zaken, door middel van informatie- en communicatietechnologie, de toegang daartoe verschaft, wordt gestraft met gevangenisstraf van een maand tot een jaar en met geldboete van honderd euro tot duizend euro.

§ 3. Het in § 1 bedoelde misdrijf wordt gestraft met (opsluiting) van tien jaar tot vijftien jaar en met geldboete van vijfhonderd euro tot vijftigduizend euro indien het een daad van deelneming aan de hoofd- of bijkomende bedrijvigheid van een vereniging betreft, ongeacht of de schuldige de hoedanigheid van leidend persoon heeft of niet.

§ 4. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder "kinderpornografisch materiaal" :

  • 1° elk materiaal dat de visuele weergave op welke wijze dan ook behelst van een minderjarige die deelneemt aan echte of gesimuleerde expliciete seksuele gedragingen, of dat de weergave behelst van de geslachtsorganen van een minderjarige voor primair seksuele doeleinden;
  • 2° elk materiaal dat de visuele weergave op welke wijze dan ook behelst van een persoon die er als een minderjarige uitziet en die deelneemt aan echte of gesimuleerde expliciete seksuele gedragingen, of dat de weergave behelst van de geslachtsorganen van deze persoon voor primair seksuele doeleinden;
  • 3° realistische afbeeldingen die de weergave behelzen van een niet-bestaande minderjarige die deelneemt aan expliciete seksuele gedragingen, of die de weergave behelzen van de geslachtsorganen van deze minderjarige voor primair seksuele doeleinden.

§ 5. De artikelen 382, 382ter, 382quater, 382quinquies en 389 zijn van toepassing op de in paragrafen 1 tot 3 bedoelde misdrijven.


Art. 392 van het Strafwetboek

Opzettelijk worden genoemd het doden en het toebrengen van letsel met het oogmerk om een bepaald persoon of een persoon die zal worden aangetroffen of ontmoet, aan te randen, ook al was dit oogmerk afhankelijk van enige omstandigheid of van enige voorwaarde en zelfs al heeft de dader zich vergist omtrent de persoon die het slachtoffer van de aanranding is geworden.


Art. 392bis van het Strafwetboek

Voor de toepassing van dit hoofdstuk worden met de woorden " vader ", " moeder ", " ouders " en " bloedverwant in opgaande lijn " ook de adoptanten en, in geval van adoptie en volle adoptie, ook de bloedverwanten in de opgaande lijn van de adoptanten bedoeld.


Art. 393 van het Strafwetboek

Doden met het oogmerk om te doden wordt doodslag genoemd. Het wordt gestraft met opsluiting van twintig jaar tot dertig jaar.


Art. 394 van het Strafwetboek

Doodslag met voorbedachten rade wordt moord genoemd. Hij wordt gestraft met levenslange opsluiting.


Art. 396 van het Strafwetboek

Doodslag gepleegd op een kind bij de geboorte of dadelijk daarna, wordt kindermoord genoemd.

Kindermoord wordt naar gelang van de omstandigheden gestraft als doodslag of als moord.


Art. 397 van het Strafwetboek

Vergiftiging wordt genoemd de doodslag gepleegd door middel van stoffen die min of meer snel de dood kunnen teweegbrengen, op welke wijze die stoffen ook aangewend of toegediend zijn. Zij wordt gestraft met levenslange opsluiting.


Art. 398 van het Strafwetboek

Hij die opzettelijk verwondingen of slagen toebrengt, wordt gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot zes maanden en met geldboete van zesentwintig euro tot honderd euro of met een van die straffen alleen.

Ingeval de schuldige heeft gehandeld met voorbedachte rade, wordt hij veroordeeld tot gevangenisstraf van een maand tot een jaar en tot geldboete van vijftig euro tot tweehonderd euro.


Art. 399 van het Strafwetboek

Indien de slagen of verwondingen een ziekte of ongeschiktheid tot het verrichten van persoonlijke arbeid ten gevolge hebben, wordt de schuldige gestraft met gevangenisstraf van twee maanden tot twee jaar en met geldboete van vijftig euro tot tweehonderd euro.

De schuldige wordt gestraft met gevangenisstraf van zes maanden tot drie jaar en met geldboete van honderd euro tot vijfhonderd euro, indien hij met voorbedachten rade heeft gehandeld.


Art. 400 van het Strafwetboek

De straf is gevangenisstraf van twee jaar tot vijf jaar en geldboete van tweehonderd [euro] tot vijfhonderd euro, indien de slagen of verwondingen, hetzij een ongeneeslijk lijkende ziekte, hetzij een ongeschiktheid tot het verrichten van persoonlijke arbeid van meer dan vier maanden, hetzij het volledig verlies van het gebruik van een orgaan, hetzij een zware verminking ten gevolg hebben.

De straf is opsluiting van vijf jaar tot tien jaar, ingeval de schuldige heeft gehandeld met voorbedachten rade.


Art. 401 van het Strafwetboek

Wanneer de slagen of verwondingen opzettelijk worden toegebracht, maar zonder het oogmerk om te doden, en toch de dood veroorzaken, wordt de schuldige gestraft met opsluiting van vijf jaar tot tien jaar.

Hij wordt gestraft met opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar indien hij die gewelddaden met voorbedachten rade pleegt.


Art. 402 van het Strafwetboek

Met gevangenisstraf van drie maanden tot vijf jaar en met geldboete van vijftig [euro] tot vijfhonderd euro wordt gestraft hij die bij een ander een ziekte of ongeschiktheid tot het verrichten van persoonlijke arbeid veroorzaakt door hem, opzettelijk maar zonder het oogmerk om te doden, stoffen toe te dienen die de dood kunnen teweegbrengen, of stoffen die, al zijn zij niet van die aard dat zij de dood teweegbrengen, toch de gezondheid zwaar kunnen schaden.


Art. 403 van het Strafwetboek

De straf is opsluiting van vijf jaar tot tien jaar, wanneer die stoffen hetzij een ongeneeslijk lijkende ziekte, hetzij een ongeschiktheid tot het verrichten van persoonlijke arbeid van meer dan vier maanden, hetzij het volledig verlies van het gebruik van een orgaan ten gevolge hebben.


Art. 404 van het Strafwetboek

Indien de stoffen opzettelijk worden toegediend, maar zonder het oogmerk om te doden, en toch de dood veroorzaken, wordt de schuldige gestraft met opsluiting van vijftien jaar tot twintig jaar.


Art. 405 van het Strafwetboek

Poging om iemand stoffen als bedoeld in artikel 402 toe te dienen, zonder het oogmerk om te doden, wordt gestraft met gevangenisstraf van een maand tot drie jaar en met geldboete van zesentwintig euro tot driehonderd euro.


Art. 405bis van het Strafwetboek

In de hierna bedoelde gevallen, indien de misdaad of het wanbedrijf is gepleegd op een minderjarige of op een persoon van wie de kwetsbare toestand ten gevolge van de leeftijd, zwangerschap, een ziekte dan wel een lichamelijk of geestelijk gebrek of onvolwaardigheid duidelijk is of de dader bekend is en die niet bij machte is om in zijn onderhoud te voorzien, zijn de straffen de volgende :

  • 1° in de gevallen bedoeld in artikel 398, eerste lid, zijn de straffen gevangenisstraf van een maand tot een jaar en geldboete van zesentwintig euro tot honderd euro;
  • 2° in de gevallen bedoeld in artikel 398, tweede lid, zijn de straffen gevangenisstraf van twee maanden tot twee jaar en geldboete van vijftig euro tot tweehonderd euro;
  • 3° in de gevallen bedoeld in artikel 399, eerste lid, zijn de straffen gevangenisstraf van vier maanden tot vier jaar en geldboete van vijftig euro tot tweehonderd euro;
  • 4° in de gevallen bedoeld in artikel 399, tweede lid, zijn de straffen gevangenisstraf van een jaar tot vijf jaar en geldboete van honderd [euro] tot vijfhonderd [euro];
  • 5° in de gevallen bedoeld in artikel 400, eerste lid, is de straf opsluiting van vijf jaar tot tien jaar;
  • 6° in de gevallen bedoeld in artikel 400, tweede lid, is de straf opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar;
  • 7° in de gevallen bedoeld in artikel 401, eerste lid, is de straf opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar;
  • 8° in de gevallen bedoeld in artikel 401, tweede lid, is de straf opsluiting van vijftien jaar tot twintig jaar;
  • 9° in de gevallen bedoeld in artikel 402 is de straf opsluiting van vijf jaar tot tien jaar;
  • 10° in de gevallen bedoeld in artikel 403 is de straf opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar.
  • 11° in de gevallen bedoeld in artikel 404 is de straf opsluiting van zeventien jaar tot twintig jaar.


Art. 405ter van het Strafwetboek

In de gevallen bepaald in de artikelen 398 tot 405bis, indien de misdaad of het wanbedrijf is gepleegd op een minderjarige of op een persoon die kwetsbaar was ten gevolge van zijn leeftijd, zwangerschap, een ziekte, dan wel een lichamelijk of geestelijk gebrek of onvolwaardigheid, en die niet bij machte is om in zijn onderhoud te voorzien, door zijn vader, moeder of andere bloedverwanten in de opgaande lijn, of in de zijlijn tot de vierde graad of door enige andere persoon die gezag heeft over de minderjarige of de kwetsbare persoon, of door een persoon die hen onder zijn bewaring heeft, of door een persoon die occasioneel of gewoonlijk samenwoont met het slachtoffer, wordt het minimum van de bij die artikelen bepaalde straffen verdubbeld in geval van gevangenisstraf en met twee jaar verhoogd in geval van opsluiting.


Art. 409 van het Strafwetboek

§ 1. Hij die eender welke vorm van verminking van de genitaliën van een persoon van het vrouwelijk geslacht uitvoert, vergemakkelijkt of bevordert, met of zonder haar toestemming, wordt gestraft met gevangenisstraf van drie jaar tot vijf jaar.

De poging wordt gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot een jaar. Met dezelfde straf wordt gestraft hij die aanzet tot eender welke vorm van verminking van de genitaliën van een persoon van het vrouwelijk geslacht of er, direct of indirect, schriftelijk of mondeling reclame voor maakt of doet maken, uitgeeft, verdeelt of verspreidt.

§ 2. Indien de verminking uitgevoerd wordt op een minderjarige of met een winstoogmerk, is de straf opsluiting van vijf jaar tot zeven jaar.

§ 3. Indien de verminking een ongeneeslijk lijkende ziekte of een ongeschiktheid tot het verrichten van persoonlijke arbeid van meer dan vier maanden heeft veroorzaakt, is de straf opsluiting van vijf jaar tot tien jaar.

§ 4. Wanneer de verminking zonder het oogmerk om te doden, toch de dood ten gevolge heeft, is de straf opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar.

§ 5. Is de in § 1 bedoelde verminking op een minderjarige of een persoon die uit hoofde van zijn lichaams- of geestestoestand niet bij machte is om in zijn onderhoud te voorzien, uitgevoerd door zijn vader, moeder of andere bloedverwanten in de opgaande lijn, of door enige andere persoon die gezag heeft over de minderjarige of de onbekwame, of door een persoon die hen onder zijn bewaring heeft, of door een persoon die occasioneel of gewoonlijk samenwoont met het slachtoffer, dan wordt het minimum van de bij de §§ 1 tot 4 bepaalde straffen verdubbeld in geval van gevangenisstraf en met twee jaar verhoogd in geval van opsluiting.


Art. 423 van het Strafwetboek

§ 1. Zij die een minderjarige of een persoon van wie de kwetsbare toestand ten gevolge van de leeftijd, zwangerschap, een ziekte dan wel een lichamelijk of geestelijk gebrek of onvolwaardigheid duidelijk was of de dader bekend was, op om het even welke plaats verlaten of doen verlaten, worden gestraft met gevangenisstraf van een maand tot drie jaar en met geldboete van zesentwintig euro tot driehonderd euro.
§ 2. Indien de verlating een ernstige verminking van de in § 1 bedoelde persoon of een ongeneeslijk lijkende ziekte of het volledig verlies van het gebruik van een orgaan ten gevolge heeft, worden de schuldigen gestraft met gevangenisstraf van zes maanden tot vijf jaar en met geldboete van vijftig euro tot driehonderd euro of met een van die straffen alleen.

§ 3. Indien de verlating de dood van de in § 1 bedoelde persoon ten gevolge heeft, worden de schuldigen gestraft met opsluiting van vijf jaar tot tien jaar.


Art. 425 van het Strafwetboek

§ 1. Zij die een minderjarige of een persoon van wie de kwetsbare toestand ten gevolge van de leeftijd, zwangerschap, een ziekte dan wel een lichamelijk of geestelijk gebrek of onvolwaardigheid duidelijk of bekend was bij de pleger van de feiten en die niet in staat is om in zijn onderhoud te voorzien, opzettelijk voedsel of verzorging onthouden, in dusdanige mate dat zijn gezondheid in het gedrang wordt gebracht, worden gestraft met gevangenisstraf van een maand tot drie jaar en met geldboete van zesentwintig euro tot driehonderd euro of met een van die straffen alleen.

§ 2. Indien het onthouden van voedsel of verzorging een ongeneeslijk lijkende ziekte, het volledige verlies van het gebruik van een orgaan of ernstige verminking ten gevolge heeft, wordt de schuldige gestraft met opsluiting van vijf jaar tot tien jaar.

§ 3. Indien het opzettelijk onthouden van voedsel of verzorging, zonder het oogmerk om te doden, toch de dood ten gevolge heeft, wordt de schuldige gestraft met opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar.


Art. 426 van het Strafwetboek

§ 1. Met gevangenisstraf van acht dagen tot twee maanden en met geldboete van vijftig euro tot vijfhonderd euro of met een van die straffen alleen, onverminderd, indien daartoe grond bestaat, de toepassing van strengere strafbepalingen, worden gestraft zij die de bewaring hebben van een minderjarige of van een persoon die kwetsbaar was ten gevolge van zijn leeftijd, zwangerschap, een ziekte, dan wel een lichamelijk of geestelijk gebrek of onvolwaardigheid en die niet in staat is om in zijn onderhoud te voorzien, het onderhoud van het kind of van de persoon in dusdanige mate nagelaten hebben dat zijn gezondheid in het gedrang wordt gebracht.

§ 2. Indien de nalatigheid de dood veroorzaakt van de minderjarige of van een in § 1 bedoelde persoon en die niet in staat is in zijn onderhoud te voorzien, wordt de schuldige gestraft met gevangenisstraf van drie maanden tot twee jaar en met geldboete van vijftig euro tot duizend euro.


Art. 433quinquies van het Strafwetboek

§ 1. Levert het misdrijf mensenhandel op, de werving, het vervoer, de overbrenging, de huisvesting, de opvang van een persoon, het nemen of de overdracht van de controle over hem met als doel:

  • 1° de uitbuiting van prostitutie of andere vormen van seksuele uitbuiting;
  • 2° de uitbuiting van bedelarij;
  • 3° het verrichten van werk of het verlenen van diensten, in omstandigheden die in strijd zijn met de menselijke waardigheid;
  • 4° het wegnemen van organen in strijd met de wet van 13 juni 1986 betreffende het wegnemen en transplanteren van organen, of van menselijk lichaamsmateriaal in strijd met de wet van 19 december 2008 inzake het verkrijgen en het gebruik van menselijk lichaamsmateriaal met het oog op de geneeskundige toepassing op de mens of het wetenschappelijk onderzoek;
  • 5° of deze persoon tegen zijn wil een misdaad of een wanbedrijf te doen plegen.

Behalve in het in 5 bedoelde geval is de toestemming van de in het eerste lid bedoelde persoon met de voorgenomen of daadwerkelijke uitbuiting van geen belang.

§ 2. Het in § 1 bedoelde misdrijf wordt gestraft met gevangenisstraf van één jaar tot vijf jaar en met geldboete van vijfhonderd euro tot vijftigduizend euro.

§ 3. Poging tot het in § 1 bedoelde misdrijf wordt gestraft met gevangenisstraf van één jaar tot drie jaar en met geldboete van honderd euro tot tienduizend euro.

§ 4. De boete wordt zo veel keer toegepast als er slachtoffers zijn.


 
Deel deze pagina