De aangifte van misdrijven op minderjarigen of kwetsbare personen (art. 458bis van het Strafwetboek)
Op basis van artikel 458bis van het Strafwetboek (SW) hebt u een mogelijkheid om het beroepsgeheim te doorbreken ten aanzien van de procureur des Konings bij misdrijven op minderjarigen of kwetsbare personen. Deze uitzondering op het beroepsgeheim kunt u wel pas inroepen als aan een aantal specifieke voorwaarden is voldaan. Hieronder vindt u een overzicht van deze voorwaarden met telkens een bijkomende toelichting.
Zijn niet alle voorwaarden vervuld? Dan kunt u het beroepsgeheim niet doorbreken in het kader van artikel 458bis SW. U kunt wel bekijken of een andere uitzondering op het beroepsgeheim de melding van de feiten aan de procureur des Konings (of aan andere personen) kan rechtvaardigen, zoals bijvoorbeeld de noodtoestand, de aangifte van misdrijven waarvan de cliënt het slachtoffer is of hulp aan een persoon in nood (artikel 422bis SW).
>> klik hier voor meer informatie over de noodtoestand.
>> klik hier voor meer informatie over de aangifte van misdrijven waarvan de cliënt het slachtoffer is.
>> klik hier voor meer informatie over de plicht hulp te verlenen aan personen in gevaar (artikel 422bis SW).
Vraagt u zich af of u in uw situatie het beroepsgeheim kunt doorbreken? Sta dan steeds stil bij de volgende vragen. Deze kunnen u helpen om uw denkproces vorm te geven en een beslissing te nemen.
Houd bij overleg met derden steeds het beroepsgeheim in het achterhoofd. Bespreek de casus zonder de identiteit van de betrokkene bekend te maken, zowel expliciet als via informatie waaruit de identiteit indirect kan worden afgeleid. De situatie is uiteraard anders indien u zich op een van de uitzonderingen op het beroepsgeheim kunt beroepen. |
Inhoud
- Aan welke voorwaarden moet zijn voldaan om het beroepsgeheim te mogen doorbreken?
- Ten opzichte van wie mag u het beroepsgeheim doorbreken?
- Heeft u een spreekrecht of een spreekplicht?
- Rechtspraak in de kijker
Aan welke voorwaarden moet zijn voldaan om het beroepsgeheim te mogen doorbreken?
Artikel 458bis SW voorziet een mogelijkheid om het beroepsgeheim te doorbreken ten opzichte van de procureur des Konings, maar enkel en alleen indien u de volgende vier cumulatieve voorwaarden [1] alsook, volgend op een arrest van het Hof van Cassatie, een vijfde voorwaarde kunt afvinken:
1. U hebt weet van een misdrijf dat is gepleegd op een minderjarige of op een kwetsbare persoon
Om de procureur des Konings te mogen informeren, moet u op de hoogte zijn van een of meerdere misdrijven op personen die minderjarig zijn of die zich in kwetsbare toestand bevinden. De persoon in kwestie moet minderjarig of kwetsbaar zijn op het moment van de feiten [2]. Het is dus niet noodzakelijk dat de persoon nog kwetsbaar of minderjarig is op het moment dat u overgaat tot een melding aan de procureur.
Wanneer is iemand minderjarig in de zin van artikel 458bis van het Strafwetboek?
Iemand is minderjarig wanneer hij of zij de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt [3].
Wanneer is iemand kwetsbaar in de zin van artikel 458bis van het Strafwetboek?
Om iemand als ‘kwetsbaar’ te beschouwen in de zin van artikel 458bis SW dient de kwetsbaarheid het gevolg te zijn van één van de volgende factoren:
- leeftijd,
- zwangerschap,
- partnergeweld,
- gebruiken van geweld [4],
- een ziekte,
- een lichamelijk of geestelijk gebrek of onvolwaardigheid.
Deze lijst is exhaustief. Dit wil zeggen dat u artikel 458bis SW niet kunt inroepen indien de persoon in kwestie omwille van een andere reden als kwetsbaar kan worden bestempeld [5]. De interpretatie van deze factoren om in een concreet geval te bepalen of iemand kwetsbaar is, blijft onduidelijk [6]. U zal dit steeds geval per geval en in functie van de specifieke cliënt moeten beoordelen [7]. Zo kunnen we bijvoorbeeld niet alle mensen met een chronische ziekte per definitie onder de noemer kwetsbaar in de zin van artikel 458bis SW plaatsen. Deze kwetsbaarheid is echter wel duidelijk wanneer deze ziekte ervoor zorgt dat de persoon in kwestie minder weerbaar wordt tegen het misdrijf. Denk bijvoorbeeld aan een persoon met vergevorderde dementie die het slachtoffer is van oudermishandeling. Of een 20-jarige met Down syndroom die seksueel misbruikt wordt door zijn of haar verzorger.
2. Het misdrijf dat is gepleegd is opgenomen in de lijst voorzien in artikel 458bis SW
Welke misdrijven worden vernoemd in artikel 458bis van het Strafwetboek?
De procureur des Konings op de hoogte brengen van feiten die normaliter door het beroepsgeheim zijn gedekt, geldt enkel voor die misdrijven die expliciet staan opgesomd in artikel 458bis SW. Deze misdrijven omvatten steeds een aanval op de fysieke of de psychische integriteit van een persoon [8], namelijk:
- bepaalde vormen van voyeurisme (artikels 371/1 en 377 SW);
- aanranding van de eerbaarheid en verkrachting (artikels 372 tot 377 SW);
- aan een min 16-jarige via informatie- en communicatietechnologie voorstellen om elkaar te ontmoeten om zo een seksueel misdrijf te plegen (‘grooming’, artikel 377quater SW);
- bepaalde feiten die te maken hebben met de ontucht, de corruptie of de prostitutie van personen (artikels 379 en 380 SW);
- bepaalde feiten gelieerd aan kinderporno, waaronder het bezitten, raadplegen, aanbieden of verdelen van kinderpornografisch materiaal (artikel 383bis SW);
- doodslag (artikels 392 tot 394, 396 en 397 SW);
- opzettelijke slagen en verwondingen, vergiftiging en opzettelijk doden zonder dat het gekwalificeerd kan worden als doodslag (artikel 398 tot 405ter SW);
- genitale verminking van vrouwen (artikels 409 SW);
- minderjarigen of kwetsbare personen verlaten (artikel 423 SW);
- minderjarigen of kwetsbare personen onthouden van voedsel of verzorging (artikels 425 en 426 SW);
- mensenhandel (artikel 433quinquies SW).
>> klik hier voor een overzicht van de artikelen die in bovenstaande lijst worden vermeld.
Deze lijst is exhaustief [9]. Dit betekent dat u artikel 458bis SW dus niet kunt inroepen om andere soorten misdrijven aan te geven die werden gepleegd op minderjarigen of kwetsbare personen. Merk bijvoorbeeld op dat stalking (artikel 442bis SW) en druggebruik in het bijzijn van een minderjarige (wet van 24 februari 1921) niet in deze lijst zijn opgenomen [10].
In deze gevallen zou u wel kunnen bekijken of u andere uitzonderingen kunt inroepen om het beroepsgeheim te doorbreken. Denk bijvoorbeeld aan de noodtoestand [11].
Op welke manier moet u kennis hebben genomen van het misdrijf?
Het is voldoende dat u op de hoogte bent van het misdrijf. Het is echter niet noodzakelijk dat [12]:
- u de feiten persoonlijk hebt kunnen waarnemen of vaststellen bij het slachtoffer;
- u over de feiten wordt ingelicht door het slachtoffer zelf.
U kunt artikel 458bis SW dus ook toepassen indien :
- de dader u de overtreding meldt [13];
- u op de hoogte wordt gebracht door iemand die zelf niet bij het misdrijf was betrokken [14]. Denk hier bijvoorbeeld aan de situatie waarin uw cliënt getuige was van een misdrijf op een minderjarige of kwetsbare persoon.
U moet wel voldoende aanwijzingen hebben om redelijkerwijs te kunnen veronderstellen dat het misdrijf heeft plaatsgevonden [15], hetgeen van u een inschatting vraagt die niet altijd even eenvoudig is om te maken [16]. De geloofwaardigheid van het verhaal van de melder [17] en de ernst van de gerapporteerde feiten spelen immers ook mee in deze beoordeling.
Wanneer u op de hoogte wordt gebracht van feiten die betrekking hebben op derden impliceert dit een complexe afweging tussen het doorbreken van het beroepsgeheim op basis van artikel 458bis SW enerzijds en het zich niet uitspreken over personen of situaties die men niet zelf heeft kunnen onderzoeken (zie artikel 22 van de deontologische code [18]) anderzijds. Ter illustratie, de Nederlandstalige kamer van de Tuchtraad oordeelde in een zaak [19] dat hoewel de psycholoog zich kon beroepen op de noodtoestand en er geen sprake was van een schending van het beroepsgeheim, de psycholoog was overgegaan tot besluitvorming op basis van eenzijdige verhalen en op die manier artikelen 22 en 33 [20] van de deontologische code had geschonden. De feiten in deze zaak waren de volgende:
- De persoon die klacht indiende bij de Tuchtraad (de klager) was verwikkeld in een gerechtelijke procedure met diens ex-partner inzake de verblijfsregeling van hun twee minderjarige kinderen (van 9 en 6 jaar). Na met de kinderen gesproken te hebben, maakte de psycholoog verslagen op die de ex-partner van de klager nadien aanwendde in de gerechtelijke procedure. De psycholoog nam verder contact op met verschillende instanties, waaronder het parket.
- De klager verweet de psycholoog onder meer dat die laatste zich niet beperkt zou hebben tot het vaststellen van objectieve gegevens, maar op zeer gedetailleerde wijze enkele beweerde voorvallen zou hebben opgenomen in het verslag, en daarbij geïnsinueerd zou hebben dat die voorvallen rechtstreeks toe te schrijven waren aan de houding van de klager, zonder de klager hierover te hebben aangesproken of gezien.
- De Tuchtraad stelde vast dat de psycholoog nooit contact had gehad met de klager, maar desondanks uitspraken had gedaan over de relatie van de klager met diens kinderen en bepaalde situaties had beschreven over de klager. Op deze basis besloot de Tuchtraad dat artikelen 22 en 33 van de deontologische code geschonden waren.
In een andere zaak [21], besloot de Nederlandstalige kamer van de Tuchtraad dat een psycholoog terecht beroep kon doen op de noodtoestand om te verantwoorden waarom die laatste geen contact opnam met één van de ouders van een minderjarige en eenzijdig een verslag opstelde. De Tuchtraad was van oordeel dat de psycholoog diens verantwoordelijkheid had genomen door de casus in team te bespreken en aangifte te doen bij het parket. De feiten van deze zaak waren als volgt:
- De psycholoog volgde een minderjarige van ongeveer tien jaar op en dit op vraag van één van de ouders van het kind, en stelde ook een verslag op dat gebruikt werd door die ouder in het kader van een gerechtelijke procedure met als doel het verblijf van het kind bij de andere ouder (de klager) drastisch te verminderen. De klager werd niet op de hoogte gebracht of gecontacteerd.
- In het verslag besloot de psycholoog geconfronteerd te zijn met een geval waarin een kind slecht behandeld werd volgend op de echtscheiding van de ouders. Volgens de psycholoog leefde de minderjarige in een situatie van angst en onzekerheid gelinkt aan de verbale reacties van de klager in haar aanwezigheid, zowel negatieve opmerkingen tegen haar als denigrerende uitlatingen tegenover de andere ouder. De minderjarige zou bij de klager liefde, warmte en bescherming missen. Ook gaf de psycholoog de aanbeveling om de minderjarige – eens adolescent – de keuze te laten om de klager al dan niet te zien, en liet daarbij uitschijnen dat tot dan geen enkel contact de voorkeur zou hebben.
- De psycholoog besprak de situatie in teamverband en waarschuwde het parket.
- De Tuchtraad stelde geen enkele deontologische schending vast.
3. Er is sprake van een van de volgende situaties of beide:
a) er bestaat een ernstig en dreigend gevaar voor de fysieke of psychische integriteit van het slachtoffer
b) er zijn aanwijzingen van een gewichtig en reëel gevaar dat andere minderjarigen of kwetsbare personen slachtoffer worden van een van de misdrijven opgesomd in artikel 458bis SW
Op de hoogte zijn van een misdrijf is niet voldoende om aangifte te doen bij de procureur des Konings [22]. Artikel 458bis SW vereist ook dat er sprake is van een ernstig en dreigend gevaar voor bepaalde personen [23]. Dat een kind in het verleden bijvoorbeeld slachtoffer werd van kindermishandeling, impliceert niet noodzakelijk dat er, op dit moment, nog steeds sprake is van een gevaarsituatie. Denk bijvoorbeeld aan het geval waarin de dader van de feiten overleden is. Indien de dader voor zijn problematiek intussen in begeleiding is bij een gespecialiseerde zorgverstrekker, is er bijvoorbeeld ook niet altijd sprake van een gevaarsituatie.
Minstens een van de volgende situaties moet van toepassing zijn om u op uw spreekrecht in het kader van artikel 458bis SW te kunnen beroepen. Deze lijken sterk op elkaar, maar zijn in wezen toch verschillend en kunnen onafhankelijk van elkaar voorkomen:
- U wordt geconfronteerd met een situatie waarin het slachtoffer van het misdrijf opnieuw in gevaar is. Dit gevaar is ernstig en dreigend en heeft betrekking op zijn fysieke of psychische integriteit.
Bijvoorbeeld: iemand randde een minderjarig meisje seksueel aan. Hoewel dit misdrijf zich niet dreigt te herhalen bij het slachtoffer zelf of bij een andere minderjarige, blijft de dader het slachtoffer stalken om ervoor te zorgen dat zij de feiten niet zal aangeven. - U wordt geconfronteerd met een situatie waarin andere personen dan het slachtoffer in gevaar zijn. Onder deze hypothese is het slechts vereist dat er ‘aanwijzingen’ zijn van een gewichtig en reëel gevaar, maar het moet wel betrekking hebben op andere minderjarige of kwetsbare personen.
Dit gevaar moet u wel restrictiever opvatten als in de eerste hypothese. Een gevaar voor de fysieke of psychische integriteit op zich is immers niet voldoende. De persoon in kwestie moet daarentegen het slachtoffer dreigen te worden van een van de misdrijven die expliciet worden opgesomd in artikel 458bis SW (zie de lijst opgesomd onder voorwaarde 2).
Bijvoorbeeld: een sportleraar die in het verleden zijn leerlingen seksueel misbruikte, werkt nu opnieuw met minderjarigen en dreigt dit opnieuw te doen.
4. U bent niet in staat om zelf of met hulp van anderen de integriteit van de persoon in gevaar te beschermen
Een melding aan de procureur in het kader van artikel 458bis SW heeft steeds een subsidiair karakter [24]. Dit betekent dat u deze mogelijkheid moet beschouwen als uw laatste redmiddel. Een oplossing binnen hulpverlening krijgt steeds voorrang [25].
Vooraleer u de procureur informeert, moet u dus eerst bekijken of:
- u zelf de integriteit van de persoon in gevaar kunt beschermen, binnen de vertrouwensrelatie. Indien het u nodig lijkt dat het misdrijf wordt aangegeven bij de gerechtelijke instanties, kunt u bijvoorbeeld uw cliënt motiveren om zelf een aangifte te doen, voor zover dit in uw situatie een adequate oplossing is.
- u de hulp van derden kunt inroepen om de integriteit van de persoon in gevaar te beschermen. In dit kader kunt u bijvoorbeeld beroep doen op andere zorgverstrekkers die de cliënt mee ondersteunen.
Wij zijn van mening dat deze uitwisseling wel steeds moet gebeuren binnen de grenzen van het beroepsgeheim en de eventuele uitzonderingen die daarop bestaan, bijvoorbeeld het gedeelde beroepsgeheim of het beroepsgeheim. Of u hier nu rekening mee houdt of niet, het blijft in elk geval aangewezen om alleen personen te betrekken die zelf aan het beroepsgeheim zijn gebonden.
Wanneer u beslist om de feiten aan te geven aan de procureur des Konings loopt uw verantwoordelijkheid bovendien niet af. U moet blijven waken over het welzijn van de persoon in gevaar [26] en u volgt op of de melding wel tot de nodige hulp heeft geleid.
5. U hebt zowel met de dader als met het slachtoffer contact gehad
Het Hof van Cassatie oordeelde dat de uitzondering op het beroepsgeheim onder artikel 458bis SW enkel van toepassing is wanneer de hulpverlener zowel met de dader als met het slachtoffer contact heeft gehad. Voor meer informatie, verwijzen wij naar het arrest van 26 maart 2021 van het Hof van Cassatie.
Ingeval u moet beslissen over het eventuele doorbreken van het beroepsgeheim in het kader van kindermishandeling, intrafamiliaal geweld, enzovoort, heeft dit concreet tot gevolg dat:
- U enkel beroep kan doen op het wettelijke meldrecht van artikel 458bis SW voor zover aan bovenstaande vier cumulatieve voorwaarden is voldaan, én u daarbovenop zowel met de dader als het slachtoffer contact heeft gehad.
- U het ‘contact’ in aanmerking moet nemen om te beslissen of u beroep kunt doen op artikel 458bis SW. U moet dus niet nagaan of u met het slachtoffer en de dader een behandelrelatie heeft, maar wel of u met beiden ‘contact’ heeft gehad. Als een ouder bij u aanklopt met een kind dat het slachtoffer is van intrafamiliaal geweld, waarbij diezelfde ouder de pleger is van het geweld, heeft u dus met beiden contact gehad, ook al behandelt u enkel het kind. In dergelijk geval kunt u beroep doen op artikel 458bis SW.
Wij herinneren u eraan dat indien u enkel contact hebt gehad met het slachtoffer, u zich niet op deze uitzondering vervat in artikel 458bis SW kunt beroepen. Echter, het zou kunnen dat u zich wel op één van de andere uitzonderingen op het beroepsgeheim kunt beroepen, bijvoorbeeld de noodtoestand, de aangifte van inbreuken waarvan uw client het slachtoffer is of hulp aan een persoon in gevaar (artikel 422bis SW). |
Afwegingen met betrekking tot het doorbreken van het beroepsgeheim zijn nooit evident. Deze rechtspraak van het Hof van Cassatie maakt deze afweging mogelijks nog moeilijker. In gevallen waarin u twijfelt het beroepsgeheim te doorbreken, raden wij u bijgevolg steeds aan om uw reflectieproces te noteren, al onze webpagina’s met betrekking tot het beroepsgeheim te raadplegen en eventueel met ons contact op te nemen.
Ten opzichte van wie mag u het beroepsgeheim doorbreken?
Wanneer alle voorwaarden van artikel 458bis SW vervuld zijn, hebt u de mogelijkheid om informatie die onder het beroepsgeheim valt door te geven. We onderstrepen echter dat artikel 458bis SW alleen de mogelijkheid voorziet om een misdrijf aan te geven bij de procureur des Konings. U kunt hiervoor telefonisch contact opnemen met het parket van uw regio.
>> Klik hier voor de contactgegevens van de parketten van de procureur des Konings.
Een melding aan de politie of het Vertrouwenscentrum Kindermishandeling kan dus niet worden verantwoord aan de hand van artikel 458bis SW [27].
Wanneer u tot een melding zou overgaan, dient u zich bovendien steeds te beperken tot de strikt noodzakelijke informatie. U geeft dus alleen die informatie door die de procureur volgens u nodig heeft om gepast te reageren op uw melding. Niets meer, niets minder [28]: ‘need to know’, niet ‘nice to know’. Voor informatie die hierbuiten valt, blijft u gebonden aan het beroepsgeheim.
TIP: Om ervoor te zorgen dat u binnen dit kader blijft, is het nuttig om dit overleg goed voor te bereiden. Noteer bijvoorbeeld op papier welke informatie u van plan bent om door te geven. Aarzel ook niet om kenbaar te maken aan de procureur wanneer u omwille van het beroepsgeheim bepaalde informatie niet wenst door te geven. |
Indien de omstandigheden dit toelaten, kunt u ook in gesprek gaan met uw cliënt vooraleer u overgaat tot een melding. Zo kunt u hem op de hoogte brengen van uw intentie om de procureur in te lichten en krijgt u de mogelijkheid om met zijn standpunt rekening te houden. Een dergelijk gesprek kan u op weg helpen in uw reflectieproces en het nemen van een beslissing. Beroep doen op uw collega’s kan uiteraard ook een ruggensteun zijn, bijvoorbeeld supervisie of intervisie. Houd echter ook hier steeds rekening met het beroepsgeheim. Overleg bijvoorbeeld zonder de identiteit van de betrokkenen bekend te maken, of bekijk of u zich op het gedeeld beroepsgeheim kunt beroepen.
Heeft u een spreekrecht of een spreekplicht?
We onderstrepen dat artikel 458bis SW de mogelijkheid geeft om het beroepsgeheim te doorbreken. Het gaat hier dus niet om een spreekplicht.
Wees er anderzijds wel van bewust dat u, onder bepaalde omstandigheden, zal moeten rekening houden met de hulpverleningsplicht in artikel 422bis SW. Deze plicht kan als gevolg hebben dat u in een aantal zeer specifieke situaties toch het beroepsgeheim moet doorbreken [29]. Dit is het geval wanneer het doorbreken van het beroepsgeheim de enige manier is om aan uw hulpverleningsplicht te voldoen.
>> klik hier voor meer informatie over de hulpverleningsplicht (art. 422bis SW).
Rechtspraak in de kijker
Arrest van 26 maart 2021 van het Hof van Cassatie
Volgens het Hof van Cassatie is de uitzondering op het beroepsgeheim vervat in artikel 458bis SW niet van toepassing in een geval waarin een hulpverlener enkel met het slachtoffer van een misdrijf in de zin van dat artikel contact heeft gehad. |
Situatieschets:
Een psycholoog meldde feiten van beweerde kindermishandeling aan de procureur des Konings gepleegd door de vader ten aanzien van diens kind, en dit in een conflictueuze echtscheidingscontext met discussies over de verblijfsregeling van het kind. In casu behandelde de psycholoog het kind en had de psycholoog nooit contact met de vader, enkel met de moeder.
De Nederlandstalige kamer van de Raad van beroep van de Psychologencommissie was van mening dat de betrokken psycholoog zich niet kon beroepen op het wettelijke meldrecht vervat in artikel 458bis SW, aangezien niet alle voorwaarden daartoe waren vervuld. De Raad van beroep meende immers dat er geen sprake was van een ernstig en dreigend gevaar, vermits reeds verschillende procedures lopende waren naar aanleiding van de vermeende kindermishandeling, en deze feiten reeds langer bekend waren.
Tegen de beslissing van de Raad van beroep werd een cassatieberoep aangetekend bij het Hof van Cassatie.
De beslissing van het Hof van Cassatie:
Het Hof van Cassatie oordeelt dat het beroepsgeheim niet geldt voor feiten waarvan de cliënt het slachtoffer is geweest, in een geval waar de hulpverlener enkel met dat slachtoffer in contact is gekomen. Het Hof van Cassatie oordeelt ook dat artikel 458bis SW niet van toepassing is in een geval waarin de hulpverlener enkel met het slachtoffer van een misdrijf in de zin van dat artikel contact heeft gehad. Het Hof van Cassatie besluit dan ook dat de Raad van beroep zijn beslissing niet naar recht verantwoordde. Het Hof van Cassatie vernietigt dan ook de beslissing van de Raad van beroep en verwijst de zaak naar de Raad van beroep, anders samengesteld, om opnieuw beoordeeld te worden.
Referenties
[1] Dierickx, A., Buelens, J., & Vijverman, A. (2014). Hoofdstuk VII - Het recht op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, het medisch beroepsgeheim en de verwerking van persoonsgegevens. In Vansweevelt, T., & Dewallens, F., (reds.). Handboek Gezondheidsrecht. Volume II. Rechten van patiënten: van embryo tot lijk. Antwerpen: Intersentia, p. 634-638; Hausman, J.-M. (2016). Secret professionnel et confidentialité. In Hausman, J.-M., & Schamps, G. (reds.). Aspects juridiques et déontologiques de l’activité de psychologue clinicien. Brussel: Bruylant, p. 231-234.
[2] Dierickx, A., Buelens, J., & Vijverman, A. (2014). Hoofdstuk VII - Het recht op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, het medisch beroepsgeheim en de verwerking van persoonsgegevens. In Vansweevelt, T., & Dewallens, F., (reds.). Handboek Gezondheidsrecht. Volume II. Rechten van patiënten: van embryo tot lijk. Antwerpen: Intersentia, p. 635.
[3] Goffin, T., & Nys, H. (2013), Medisch recht: de ontwikkelingen in het medisch recht in 2012. In Recht in beweging: 19e VRG-alumnidag 2012. Antwerpen-Appeldoorn: Maklu, p. 158.
[4] Over deze factor bepaalt de wetgever het volgende in artikel 458bis SW: “ gebruiken van geweld, gepleegd omwille van culturele drijfveren, gewoontes, tradities, religie of de zogenaamde "eer"”.
[5] Dierickx, A., Buelens, J., & Vijverman, A. (2014). Hoofdstuk VII - Het recht op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, het medisch beroepsgeheim en de verwerking van persoonsgegevens. In Vansweevelt, T., & Dewallens, F., (reds.). Handboek Gezondheidsrecht. Volume II. Rechten van patiënten: van embryo tot lijk. Antwerpen: Intersentia, p. 635.
[6] Genicot, G. (2012). L’article 458bis nouveau du Code pénal : le secret médical dans la tourmente. Journal des tribunaux, 35(6495), p. 721-722. Geraadpleegd via https://orbi.uliege.be/handle/2268/161397; Versweyvelt, A.-S., Put, J., Opgenhaffen, T., & Van der Straete, I. (2018), Beroepsgeheim en hulpverlening. Brugge : die Keure, p. 157 ; Voor een bespreking, zie ook Goffin, T., & Nys, H. (2012). Medisch recht: de ontwikkelingen in het medisch recht in 2011. In VRG-alumni (reds.). Recht in beweging: 19e VRG-alumnidag 2012. Antwerpen- Appeldoorn: Maklu, p. 158 e.v.
[7] Becq, S. (2012, 5 mei). Artikel 458bis SW., juridische implicaties. [tekst symposium ‘Beslissen voor een ander’ van 5 mei 2012 van de Provinciale Raad van Antwerpen], p. 3. Geraadpleegd via https://ordomedic.be/nl/nieuws/symposium-beslissen-voor-een-ander-5-mei-2012.
[8] Colette-Basecqz, N. (2002). Le secret professionnel face à l’enfance maltraitée. Annales de Droit de Louvain, 62 (1), p 10.
[9] Colette-Basecqz, N. (2009). La violation du secret professionnel dans une situation de maltraitance d’enfant. La justification par l’autorisation de l’article 458bis du Code pénal ou par l’état de nécessité. Tijdschrift voor gezondheidsrecht / Revue de droit de la santé, 2009(1), p. 24.
[10] Becq, S. (2012, 5 mei). Artikel 458bis SW., juridische implicaties. [tekst symposium ‘Beslissen voor een ander’ van 5 mei 2012 van de Provinciale Raad van Antwerpen], p. 6-7. Geraadpleegd via https://ordomedic.be/nl/nieuws/symposium-beslissen-voor-een-ander-5-mei-2012.
[11] Colette-Basecqz, N. (2002). Le secret professionnel face à l’enfance maltraitée. Annales de Droit de Louvain, 62 (1), p. 11.
[12] Blockx, F. (2013). Beroepsgeheim. Antwerpen: Intersentia, p. 347; Goffin, T., & Nys, H. (2013). Medisch recht: de ontwikkelingen in het medisch recht in 2012. In VRG-alumni (reds.). Recht in beweging: 19e VRG-alumnidag 2012. Antwerpen- Appeldoorn: Maklu, p. 161.
[13] Langenaken, E. (2013). Portée et conséquences de la réécriture de l’article 458bisdu Code pénal sur le secret professionnel. Revue de la Faculté de droit de Liège, 2013(1), p. 70.
[14] Hausman, J.-M. (2016). Secret professionnel et confidentialité. In Hausman, J.-M., & Schamps, G. (reds.). Aspects juridiques et déontologiques de l’activité de psychologue clinicien. Brussel: Bruylant, p. 233-234.
[15] Nys, H. (2016). Geneeskunde. Recht en medisch handelen.Mechelen: Wolters Kluwer, p. 504.
[16] Goffin, T. & Nys, H. (2013). Medisch recht: de ontwikkelingen in het medisch recht in 2012. In VRG-alumni (reds.). Recht in beweging: 19eVRG-alumnidag 2012. Antwerpen- Appeldoorn: Maklu, p. 160; Langenaken, E. (2013). Portée et conséquences de la réécriture de l’article 458bis du Code pénal sur le secret professionnel. Revue de la Faculté de droit de Liège, 2013(1), p. 69.
[17] Royer S. & Verbruggen F. (2017). “Komt een terrorist bij de dokter…” Mogen of moeten beroepsgeheimhouders spreken? Nullum Crimen, 12(1), 37.
[18] Artikel 22 van de deontologische code bepaalt: “ Evaluaties door een psycholoog (diagnose of expertise) mogen alleen personen of situaties betreffen die hij zelf heeft kunnen onderzoeken. Rekening houdend met het beroepsgeheim mogen zijn adviezen of toelichtingen algemene problematieken of maatschappelijke gebeurtenissen betreffen waarover aan hem verslag is uitgebracht.”
[19] Uitspraak 2016-N-004 van de Nederlandstalige kamer van de Tuchtraad van de Psychologencommissie.
[20] Artikel 33 van de deontologische code bepaalt: “ De psycholoog is zich bewust van de beperkingen van de door hem aangewende procedures en methodes. Hij houdt rekening met deze beperkingen en voor hij besluiten trekt, verwijst hij zijn cliënt of proefpersoon in voorkomend geval door naar andere beroepsbeoefenaars. Hij legt een maximum aan objectiviteit aan de dag in al zijn activiteiten (therapie, onderzoek, verslag).”
[21] Uitspraak 2017-N-017 van de Nederlandstalige kamer van de Tuchtraad van de Psychologencommissie.
[22] Leijssen, M. (2005). Gids beroepsethiek. Leuven: Acco, p. 52.
[23] In deze zin, zie Put, J., & Vanderstraete, I. (2005). Beroepsgeheim en hulpverlening. Brugge: Die Keure, p. 172; Nys, H. (2016). Geneeskunde: recht en medisch handelen. Mechelen: Wolters Kluwer, p. 504.
[24] Hausman, J.-M. (2016). Secret professionnel et confidentialité. In Hausman, J.-M., & Schamps, G. (reds.). Aspects juridiques et déontologiques de l’activité de psychologue clinicien. Bruxelles: Bruylant, p. 233.
[25] Put, J. & Vanderstraete, I. (2005). Beroepsgeheim en hulpverlening. Brugge: Die Keure, p. 173.
[26] Put, J. & Vanderstraete, I. (2005). Beroepsgeheim en hulpverlening. Brugge: Die Keure, p. 176.
[27] Colette-Basecqz, N. (2002). Le secret professionnel face à l’enfance maltraitée. Annales de Droit de Louvain, 62 (1), p. 14-15.
[28] Colette-Basecqz, N. (2009). La violation du secret professionnel dans une situation de maltraitance d’enfant. La justification par l’autorisation de l’article 458bis du Code pénal ou par l’état de nécessité. Tijdschrift voor gezondheidsrecht / Revue de droit de la santé,2009 (1), p. 24-25.
[29] Moreau, T. (2013). Chapitre XXV - La violation du secret professionnel. In Bosly, H.D., & De Valkeneer, C., (reds.). Les infractions. Volume V. Les infractions contre l’ordre public. Bruxelles : Larcier, p. 709-710 ; Hausman, J.-M. (2016). Secret professionnel et confidentialité. In Hausman, J.-M., & Schamps, G. (reds.) . Aspects juridiques et déontologiques de l’activité de psychologue clinicien. Bruxelles: Bruylant, p. 234 ; Colette-Basecqz, N. (2009). La violation du secret professionnel dans une situation de maltraitance d’enfant. La justification par l’autorisation de l’article 458bis du Code pénal ou par l’état de nécessité. Tijdschrift voor gezondheidsrecht / Revue de droit de la santé, 2009 (1), p. 27.